ECLI:NL:RBDHA:2025:2293

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
NL25.4642
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een vrijheidsontnemende maatregel in het kader van asielprocedures

In deze zaak heeft eiseres, een asielzoekster, op 18 januari 2025 een aanwijzing ontvangen om zich in de internationale lounge op te houden in afwachting van de behandeling van haar asielaanvraag. Op 19 januari 2025 is haar een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij ook schadevergoeding heeft gevraagd. De rechtbank heeft de zaak op 13 februari 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat de vrijheidsontnemende maatregel in beginsel rechtmatig is, maar dat de omstandigheden van het verblijf in de lounge in aanmerking moeten worden genomen. Eiseres heeft betoogd dat haar medische omstandigheden onvoldoende zijn meegewogen en dat zij niet tijdig toegang heeft gehad tot medische zorg. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verblijf in de lounge niet langer dan een nacht heeft geduurd en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de maatregel onrechtmatig maken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4642

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Procesverloop

1. Eiseres heeft op 18 januari 2025 een aanwijzing gekregen op grond van artikel 4.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) om zich op te houden in de internationale lounge en zich de volgende dag te melden voor de behandeling van haar asielaanvraag (hierna: de loungemaatregel).
1.1.
Bij besluit van 19 januari 2025 (het bestreden besluit) is aan eiseres met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
1.2.
Eiseres heeft tegen de loungemaatregel en het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hamidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

2. Indien de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
3. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.

Wat vindt eiseres?

4. Eiseres betoogt allereerst dat verweerder haar niet zo lang in de lounge heeft mogen plaatsen. Dit geldt temeer nu daar geen medische zorg voorhanden is. Daarnaast vindt zij dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar medische omstandigheden. Zijzelf en haar gemachtigde hebben meermalen tevergeefs om een arts gevraagd en het getuigt van een onevenredige hardheid dat zij pas op 4 februari 2025 door een arts is bezocht. Juist omdat het hier om een situatie van vrijheidsontneming gaat, moet er daadwerkelijk 24/7 toegang zijn tot een arts, aldus eiseres. Zij wijst erop dat klagen bij de commissie van toezicht haar niet heeft geholpen, omdat deze aangaf dat haar klacht een medische klacht betreft. Tot slot betoogt eiseres onder verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Amsterdam van 31 januari 2025 dat het Justitieel Complex Schiphol (het JCS) geen gespecialiseerde inrichting is. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het verblijf in de lounge
5. De rechter die over de vrijheidsontnemende maatregel oordeelt, treedt in beginsel niet in de rechtmatigheid van een aanwijzing op grond van artikel 4.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000, omdat tegen een dergelijke aanwijzing administratief beroep openstaat. Ter beoordeling ligt voor of het verblijf in de lounge vanwege de omstandigheden van het geval moet worden aangemerkt als een vrijheidsontnemende maatregel.
6. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) valt af te leiden dat het verblijf in de lounge voor de duur van één nacht in beginsel acceptabel is en dat bij een langere duur sprake kan zijn van vrijheidsontneming. [2] Ook andere omstandigheden dan de duur kunnen maken dat sprake is van een vrijheidsontnemende maatregel. [3]
7. Het verblijf in de lounge heeft in dit geval niet langer dan een nacht geduurd en naar het oordeel van de rechtbank is ook anderszins geen sprake van omstandigheden die maken dat sprake is van een vrijheidsontnemende maatregel. De rechtbank acht zich daarom, gezien de omstandigheden in dit geval, niet bevoegd om in deze procedure, die gaat over de vrijheidsontnemende maatregel, te oordelen over de vrijheidsbeperking in de lounge.
Is de bewaring van een onevenredige hardheid?
8. Eiseres heeft in beroep haar medische dossier ingebracht. Hierin is terug te zien dat zij voorafgaand aan het contact met de arts op 4 februari 2025 veelvuldig contact heeft gehad met de medische dienst, te weten een verpleegkundige die onder verantwoordelijkheid van een arts werkt. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres graag eerder een arts had gezien, heeft zij daarmee toegang gehad tot medische voorzieningen. Nu evenmin is gebleken dat de medische klachten van dien aard zijn dat gesproken kan worden van detentieongeschiktheid, ziet de rechtbank in hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht geen aanleiding om de maatregel vanwege een onevenredige hardheid onrechtmatig te achten. Voor zover eiseres beoogt te betogen dat de medische dienst tekort heeft geschoten in haar behandeling, kan de rechtbank dat niet beoordelen, nu dit een medische kwestie betreft.
Is sprake van een gespecialiseerde inrichting?
9. De rechtbank ziet in het betoog van eiseres, dat voornamelijk is gegrond op de uitspraak van zittingsplaats Amsterdam van 31 januari 2025 [4] , geen grond voor het oordeel dat het JCS niet als een gespecialiseerde inrichting is aan te merken. Daartoe is het volgende van belang.
10. In de uitspraak van 29 januari 2025 heeft de Afdeling, kort voor de uitspraak van zittingsplaats Amsterdam, geoordeeld dat het JCS als een gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is aan te merken. [5] Dit oordeel van de Afdeling ziet op een periode waarin gedetineerde vreemdelingen, vanwege het ongebruikelijk hoge aantal asielzoekers, waren onderworpen aan meer vrijheidsbeperkingen dan normaal. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres aan meer beperkingen is onderworpen dan die door de Afdeling zijn betrokken. De in de uitspraak van zittingsplaats Amsterdam opgenomen beschrijving van de verrichte schouw geeft evenmin blijk van zodanige verdergaande beperkingen.
11. Het betoog slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zittingsplaats Amsterdam, 31 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1161.
2.Uitspraak van de Afdeling van 20 december 2018. ECLI:NL:RVS:2018:4201, r.o. 5.1.
3.Uitspraak van de Afdeling van 15 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3506.
4.Zittingsplaats Amsterdam, 31 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1161.
5.Uitspraak van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:258.