In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, zijn de beroepen van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen gegrond verklaard. De rechtbank had eerder in andere procedures de minister van Asiel en Migratie al een beslistermijn van acht weken opgelegd, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden. Ondanks deze eerdere uitspraken heeft de minister geen besluit genomen op de aanvragen van eisers, wat heeft geleid tot deze nieuwe procedure.
De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de minister in gebreke is gebleven en dat de beroepen ontvankelijk zijn. De rechtbank legt de minister een nieuwe termijn van vier weken op om alsnog een besluit te nemen op de asielaanvragen van eisers. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd, met een maximum van € 7.500,-, voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt.
De rechtbank benadrukt dat in gevallen waarin de bovengrens van 21 maanden is overschreden, een kortere termijn voor het nemen van een beslissing op de asielaanvraag passend is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat er al een nader gehoor heeft plaatsgevonden met de eisers, wat de mogelijkheid voor de minister vergroot om binnen de gestelde termijn een zorgvuldige beslissing te nemen. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier J. Yedema, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.