3.2.De rechtbank deelt dit standpunt niet. Eiser heeft de minister op 26 juni 2025 (gedateerd 25 juni 2025) per elektronische weg in gebreke gesteld. De minister heeft bij brief van 1 juli 2025 de ontvangst (op 26 juni 2025) van de ingebrekestelling bevestigd en daarin een standaard tekst opgenomen waarin is vermeld dat een ingebrekestelling ingediend per e-mail of ander digitaal kanaal niet geldig is. De rechtbank is van oordeel dat het indienen van de ingebrekestelling per elektronische weg niet zonder meer betekent dat geen sprake is van een geldige ingebrekestelling. In dit kader wijst de rechtbank op de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 8 april 2025.Daarbij hecht de rechtbank veel waarde aan het feit dat de minister de ontvangst van de elektronische ingebrekestelling heeft bevestigd, zonder te motiveren dat en waarom deze in het geval van eiser niet geldig is. De algemene tekst die hierover in de ontvangstbevestiging is opgenomen volstaat niet. De rechtbank acht de ingebrekestelling dan ook geldig. De minister heeft niet binnen twee weken na de ingebrekestelling beslist op de aanvraag. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
4. Het beroep is ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
5. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in de uitspraak van 17 maart 2023geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval, en hier rekening mee dient te worden gehouden bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn. De Afdelingheeft geoordeeld dat de beslistermijnen die de rechtbank in de uitspraak van 17 maart 2023 aan de verschillende fasen in de besluitvorming verbindt redelijk zijn.Dit oordeel heeft de Afdeling in de uitspraak van 21 mei 2025bevestigd.
6. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de minister in afwachting is van een reactie op de herstelverzuimbrief. Verder is verweerder voornemens om nader onderzoek, in de vorm van een gehoor, te verrichten. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister binnen acht weken een beslissing op de aanvraag moet nemen.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
7. Eiser heeft gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, hij een dwangsom van
€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Is de minister een bestuurlijke dwangsom verschuldigd?
8. Met de inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzakenis de bestuurlijke dwangsom afgeschaft voor de zaken waarin de ingebrekestelling na 15 april 2025 is ingediend. De minister hoeft geen bestuurlijke dwangsom aan eisers te betalen.