ECLI:NL:RBDHA:2025:21526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
NL25.27480
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige besluitvorming bij afwijzing asielaanvraag van Ethiopische eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 november 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Ethiopische eiser behandeld. De eiser, geboren in Ethiopië en behorend tot de Amhara bevolkingsgroep, heeft op 22 november 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 23 mei 2025 afgewezen, waarbij hij stelde dat de asielmotieven van de eiser niet geloofwaardig waren. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, omdat de minister ten onrechte het referentiekader van de eiser niet had betrokken in de besluitvorming. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven, omdat de minister niet voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de eiser en de context van zijn asielrelaas. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij hij het referentiekader van de eiser in acht moet nemen. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 1.814,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.27480

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Ethiopische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. J.R. Sotthewes – de Jonge).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven omdat de minister ten onrechte heeft nagelaten het referentiekader van eiser te beschrijven en te betrekken in de besluitvorming. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 22 november 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 23 mei 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft de Ethiopische nationaliteit en behoort tot de Amhara bevolkingsgroep. Eiser heeft in november 2020 thuis een brief ontvangen om mee te vechten met het leger van de Ethiopische autoriteiten in een oorlog tegen de Tigray. Eiser wilde niet meevechten en besloot daarom te vluchten. Ondanks dat de oorlog tussen de Ethiopische autoriteiten en de Tigray inmiddels voorbij is, vreest eiser dat de autoriteiten hem nog steeds zullen zoeken omdat hij zich toen niet heeft gemeld. Verder vreest eiser bij terugkeer voor de oorlog die op dit moment plaatsvindt tussen FANO en de Ethiopische regering.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
  • de identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • de gedwongen rekrutering door het leger.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De gedwongen rekrutering vindt de minister niet geloofwaardig. Eiser heeft zijn verklaringen niet onderbouwd met objectieve documenten. De minister heeft daarom verder beoordeeld of het asielmotief alsnog geloofwaardig is. Omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder b en c van de Vw 2000 is dat volgens de minister niet het geval. De minister werpt aan eiser tegen dat hij de oproepbrief niet kan overleggen en hij daarvoor geen goede verklaring kan geven. Hierbij acht de minister van belang dat eisers verklaringen over de gedwongen rekrutering haaks staan op informatie uit openbare bronnen. Uit de openbare bronnen blijkt namelijk dat gedwongen rekrutering door de overheid niet voorkomt in Ethiopië. Daarnaast stelt de minister zich op het standpunt dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiser heeft vaag verklaard over de inhoud van de oproep. Zo kan eiser niet precies aangeven wat er in de oproepbrief stond. Verder zijn de verklaringen van eiser over de gedwongen rekrutering van zijn vrienden slechts een aanname. Ook zijn de verklaringen van eiser over zijn vlucht en terugkeer naar huis ongerijmd. Volgens de minister is eiser geen vluchteling zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Ook loopt eiser bij terugkeer naar Ethiopië geen reëel risico op ernstige schade. De minister heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond.
Verwijzing naar wat reeds in de procedure naar voren is gebracht
5. De rechtbank overweegt allereerst dat de verwijzing van eiser naar hetgeen hij eerder in de procedure naar voren heeft gebracht, onvoldoende is om te kunnen worden beschouwd als een beroepsgrond waarop de rechtbank moet ingaan. De minister is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de zienswijze. Het is aan eiser om in beroep concreet aan te geven waarom de reactie van de minister op de zienswijze volgens hem niet juist of toereikend is. De rechtbank zal zich dan ook richten op wat eiser in beroep heeft aangevoerd. [2]
Is het bestreden besluit zorgvuldig tot stand gekomen?
6. Eiser voert aan dat het onduidelijk is hoe zijn referentiekader is betrokken bij de integrale beoordeling van zijn asielrelaas. Dit is in het geval van eiser extra van belang nu aan hem wordt tegengeworpen dat hij de oproepbrief niet kan overleggen en niet kan reproduceren wat er in de oproepbrief staat. Eiser wijst in dit kader op de uitspraak van de Afdeling [3] van 26 april 2023 [4] .
6.1.
De beroepsgrond slaagt. Uit rechtspraak van de Afdeling [5] volgt dat de minister in alle individuele asielzaken een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht, waarbij hij rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling. Dit blijkt ook uit Werkinstructie 2024/6, waarin staat dat bij de beoordeling van de vijf voorwaarden uit artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000 kenbaar rekening moet worden gehouden met wat in zijn algemeenheid van een vreemdeling verlangd mag worden. Daarbij speelt het referentiekader van de vreemdeling een rol. Aspecten die daarbij van belang kunnen zijn, zijn: leeftijd, geslacht, opleiding, land/gebied van herkomst, cultuur, maar ook aspecten zoals het werk dat hij deed, hoe groot zijn leefgebied was en of hij bijvoorbeeld toegang had tot internet, (social) media en dergelijke.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat zowel uit het bestreden besluit als het daarin ingelaste voornemen niet blijkt dat de minister het referentiekader van eiser kenbaar heeft betrokken. Het referentiekader is niet kenbaar beschreven. Ook blijkt niet op een andere wijze dat de minister de referentiekader bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser heeft betrokken. Het besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. Het is niet nodig om de overige beroepsgronden van eiser te bespreken. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Dit betekent dat de minister opnieuw een besluit moet nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak. De minister moet inzichtelijk maken dat en hoe hij rekening houdt met het referentiekader van eiser en wat dat betekent voor de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,00 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Zie de uitspraken van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169) en 7 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1028).
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2073. In de uitspraak waar eiser naar verwijst is dit standpunt herhaald.