In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 november 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Ethiopische eiser behandeld. De eiser, geboren in Ethiopië en behorend tot de Amhara bevolkingsgroep, heeft op 22 november 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 23 mei 2025 afgewezen, waarbij hij stelde dat de asielmotieven van de eiser niet geloofwaardig waren. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, omdat de minister ten onrechte het referentiekader van de eiser niet had betrokken in de besluitvorming. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven, omdat de minister niet voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de eiser en de context van zijn asielrelaas. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij hij het referentiekader van de eiser in acht moet nemen. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 1.814,00.