Uitspraak
[minderjarige 6]
1.ECLI:NL:RBDHA:2022:12287.
Het bestreden besluit
De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt slechts niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder a, b of c, van de Wet indien de vreemdeling een zodanige band heeft met het betrokken derde land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan.
Bij de beoordeling of sprake is van een band als bedoeld in het tweede lid, worden alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder begrepen de aard, duur en omstandigheden van het eerder verblijf.
‘De lidstaten kunnen (…)’) om een verzoek om internationale bescherming als niet-ontvankelijk te beschouwen, maar dit is geen (absolute) verplichting. Bovendien dienen de Roemeense autoriteiten, gelet op artikel 23, eerste lid, van de Definitierichtlijn ervoor te zorgen dat de eenheid van het gezin in stand kan worden gehouden. Daarnaast heeft de minister er niet ten onrechte op gewezen dat [minderjarige 7] mogelijk ook op grond van artikel 8 van het EVRM verblijf kan krijgen in Roemenië.
17.JV 2018/122.
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eisers.