ECLI:NL:RBDHA:2025:198
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Bulgarije onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Syrische nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiser had eerder in Bulgarije een verzoek om internationale bescherming ingediend en was op 22 juli 2024 illegaal via Bulgarije naar Nederland gereisd. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet onverplicht in behandeling werd genomen, ondanks de door de eiser aangevoerde bijzondere omstandigheden, zoals onterecht in detentie hebben gezeten en medische klachten. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onevenredige hardheid bij overdracht aan Bulgarije en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.