ECLI:NL:RBDHA:2024:19620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
NL24.14828
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Nigeriaanse eisers wegens onvoldoende bewijs van reëel risico op ernstige schade bij terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van Nigeriaanse eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen beoordeeld. Eisers hebben op 14 september 2021 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 8 maart 2024 zijn afgewezen. De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Nigeria daadwerkelijk represailles van mensenhandelaren zullen ondervinden. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de medische beperkingen van eisers en dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van hun verklaringen op de juiste wijze is verricht. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft gesteld dat de vrees voor represailles en besnijdenis van de dochters niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar kent wel een proceskostenvergoeding toe aan eisers, omdat de minister de motivering van het besluit heeft verbeterd met een aanvullend besluit. De proceskostenvergoeding bedraagt € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14828

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiserV-nummer: [nummer],

[naam], eiseres,
V-nummer: [nummer],
mede namens hun minderjarige kinderen
[naam]
en
[naam]
allen van Nigeriaanse nationaliteit,
samen: eisers
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. Eisers hebben op 14 september 2021 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 8 maart 2024 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen.
2. De minister heeft de rechtbank op 31 mei 2024 verzocht om toepassing van de bestuurlijke lus. Op 9 juli 2024 heeft de minister een aanvullend besluit ten aanzien van eiser genomen. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht richt het beroep zich ook tegen dit aanvullende besluit.
2.1.
Eiser heeft op 12 augustus 2024 nadere beroepsgronden ingediend naar aanleiding van het aanvullende besluit.
2.2.
De minister heeft op de beroepsgronden gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de minister.
4. De rechtbank heeft op 12 september 2024 het onderzoek heropend en partijen gevraagd schriftelijk te reageren op de toelichting op het Algemeen ambtsbericht Nigeria, januari 2023 van 21 maart 2024, waarmee de rechtbank na het sluiten van het onderzoek ambtshalve bekend mee is geworden.
4.1.
Partijen hebben schriftelijk gereageerd. Partijen hebben desgevraagd de rechtbank toestemming gegeven om het beroep zonder verdere zitting af te doen. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvragen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank kent wel een proceskostenvergoeding toe, omdat de minister de motivering van het bestreden besluit heeft verbeterd met een aanvullend besluit. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De asielrelazen
7. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij werd gedwongen om zich aan te sluiten bij een cult genaamd Eiye. Hij kreeg opdracht om iemand te doden, maar heeft dat geweigerd. De leden van Eiye wilden eiser daarom doden. Eiser vreest verder voor de mensenhandelaar die hem naar Europa heeft gebracht. Eiser stelt dat de mensenhandelaar in Nigeria zijn familie heeft bedreigd. Eiser vreest tot slot dat zijn dochters bij terugkeer naar Nigeria besneden zullen worden.
8. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat haar vader haar heeft uitgehuwelijkt aan zijn baas. Eiseres heeft deze man geslagen met een kruk, waarna hij is overleden. Daarom is de politie op zoek naar eiseres. Eiseres is door een mevrouw en haar zus naar Europa gebracht. Zij zijn op zoek naar eiseres, omdat zij nog geld aan hen moet terugbetalen. Eiseres vreest tot slot dat haar dochters bij terugkeer naar Nigeria besneden zullen worden.
Het bestreden besluit
9. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. lidmaatschap van de Eiye en hierdoor ondervonden problemen;
3. mensenhandel en daarop volgende problemen;
4. Besnijdenis dochters.
De minister vindt het eerste relevante element geloofwaardig. De minister vindt het tweede relevante element ongeloofwaardig. De minister heeft daartoe overwogen dat eiser in algemeenheden over de Eiye kan verklaren, maar dat hij geen details kan geven waardoor juist zijn betrokkenheid bij de Eiye aannemelijk wordt gemaakt. De minister vindt geloofwaardig dat eiser door mensenhandel naar Europa is gekomen, maar acht niet geloofwaardig dat eiser hierdoor op dit moment in de negatieve belangstelling staat. De minister vindt verder geloofwaardig dat de dochters van eiser niet besneden zijn, maar vindt niet aannemelijk dat de dochters bij terugkeer naar Nigeria gedwongen besneden zullen worden. Eiser en zijn partner zijn tegen besnijdenis en zij kunnen hun dochters volgens de minister beschermen tegen besnijdenis.
10. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. doodslaan man en daarmee samenhangende problemen
3. mensenhandel en daarop volgende problemen
4. Besnijdenis dochters
De minister vindt het eerste relevante element geloofwaardig. De minister vindt het tweede relevante element ongeloofwaardig. De minister heeft daartoe overwogen dat eiseres tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de reden van haar vertrek uit Nigeria. Bovendien weet eiseres zeer weinig te vertellen over de man, die zij stelt te hebben gedood. Eiseres heeft volgens de minister verder tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de dood van haar vader, wanneer zij haar ouders sprak na het incident en over waar zij voorafgaand aan haar vertrek heeft gewoond. De minister gelooft dat eiseres door mensenhandel naar Europa is gekomen, maar acht niet geloofwaardig dat eiseres hierdoor op dit moment in de negatieve belangstelling staat. De minister vindt verder geloofwaardig dat de dochters van eiseres niet besneden zijn, maar vindt niet aannemelijk dat de dochters bij terugkeer naar Nigeria gedwongen besneden zullen worden. Eiseres en haar partner zijn tegen besnijdenis en zij kunnen hun dochters volgens de minister beschermen tegen besnijdenis.
Heeft de minister voldoende rekening gehouden met het medisch advies en het referentiekader van eisers?
11. Eisers voeren aan dat de minister bij het tegenwerpen van tegenstrijdige en summiere verklaringen ten onrechte niet het advies van Medifirst en het referentiekader van eisers heeft betrokken. Uit het advies blijkt volgens eisers dat zij beperkingen hebben die invloed hebben op hun vermogen om te verklaren. Bovendien hebben eisers bijna geen onderwijs genoten. De minister heeft bovendien in het bestreden besluit bevestigd dat op een aantal punten doorgevraagd had kunnen worden
.Eisers vinden dat de minister heeft gehandeld in strijd met de samenwerkingsverplichting door eisers niet meer steun en hulp te bieden, gelet op hun beperkingen.
12. Deze beroepsgrond slaagt niet.
12.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat uit het Medifirst-advies over eiseres uitsluitend blijkt dat eiseres zwanger is en dat geen verdere beperkingen zijn geconstateerd. Uit het Medifirst-advies over eiser van 2 januari 2023 blijkt dat hij een psychiatrische aandoening heeft, waardoor hij wisselende concentratie kan ervaren en moeite heeft om exacte data bij gebeurtenissen te plaatsen. De Medifirst-arts adviseert de minister om aan eiser eenvoudige, korte en gerichte vragen te stellen en deze te herhalen of te verduidelijken. Verder wordt geadviseerd om data bij benadering uit te vragen, eiser de ruimte te geven voor emoties, hem iets te drinken aan te bieden en zonodig een extra pauze aan te bieden.
12.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in de besluitvorming voldoende toegelicht wat het referentiekader van eisers is en op welke wijze tijdens de gehoren en bij de beoordeling van de verklaringen rekening is gehouden met dit advies van Medifirst en de beperkingen van eiser. De minister heeft er daarbij op kunnen wijzen, dat hij eiser tijdens de gehoren korte vragen heeft gesteld [1] , eiser bij benadering data heeft laten noemen [2] en meerdere pauzes heeft ingelast [3] . Daarnaast heeft de hoorambtenaar tijdens de gehoren herhaaldelijk aan eiser gevraagd hoe het met hem gaat en hem iets te drinken aangeboden. [4] Tot slot heeft de minister in het bestreden besluit en het aanvullend besluit niet aan eiser tegengeworpen dat hij geen concrete data of volledige namen heeft kunnen noemen, maar dat hij tegenstrijdige, vage en summiere verklaringen heeft afgelegd. Eisers hebben niet concreet gemaakt of onderbouwd waarom dit gelet op het medisch advies en/of hun referentiekader niet afdoende zou zijn en wat zij in het kader van de samenwerkingsplicht verder nog van de minister tijdens de gehoren en bij de beoordeling van de verklaringen hadden verwacht. Eisers hebben verder het standpunt van de minister, dat het erkennen van het niet doorvragen op een tweetal punten niet wegneemt dat eiser veelal summier en oppervlakkig heeft verklaard, niet bestreden.
Heeft de minister de geloofwaardigheidsbeoordeling op de juiste wijze verricht?
13. Eiser voert aan dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het ongeloofwaardig bevonden hoofdmotief -de vrees voor de Eiye- een nadelig effect zou hebben op de overige asielmotieven. Een werkwijze waarbij het hoofdmotief eerst geloofwaardig moet zijn voordat de geloofwaardigheid van andere asielmotieven wordt aangenomen, is volgens eiser in strijd met artikel 3 van het EVRM. [5]
14. Deze beroepsgrond slaagt niet.
14.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de minister in het aanvullend besluit heeft vermeld dat de geloofwaardigheidsbeoordeling is verricht conform de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling [6] . Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister toegelicht dat dit ten onrechte op deze wijze in het aanvullend besluit is vermeld. Volgens de minister is de geloofwaardigheid van de relevante elementen al in het besluit van 8 maart 2024 beoordeeld conform de toen geldende geloofwaardigheidsbeoordeling en leidt de nieuwe werkwijze niet tot een andere beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers relaas.
14.2.
De rechtbank stelt vast dat de minister in de besluitvorming heeft overwogen dat eisers lidmaatschap van de Eiye en de daardoor ondervonden problemen niet geloofwaardig zijn. De minister heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het feit dat een aantal andere elementen wel geloofwaardig zijn geacht, niet betekent dat de problemen met de Eiye ook geloofwaardig geacht moeten worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in de besluitvorming, anders dan eisers stellen, niet overwogen dat het ongeloofwaardig bevonden element een nadelig effect zou hebben op de overige elementen. De minister heeft deze elementen los van het ongeloofwaardig bevonden element op geloofwaardigheid beoordeeld.
Lopen eisers bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade doordat zij slachtoffer zijn van mensenhandel?
15. Eisers voeren aan dat zij bij terugkeer naar Nigeria het risico lopen om opnieuw in aanraking te komen met het netwerk en slachtoffer te worden van represailles of (seksuele) uitbuiting. Uit het algemeen ambtsbericht Nigeria van januari 2023 blijkt, volgens eisers, dat slachtoffers van mensenhandel het risico lopen op represailles. Het ambtsbericht vermeldt niet dat het risico afneemt door tijdsverloop. Eisers verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 november 2023. [7] Daaruit blijkt volgens eisers dat alle slachtoffers van mensenhandelaren bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade lopen. Eisers stellen zich op het standpunt dat de toelichting op het ambtsbericht van 21 maart 2024 geen ander beeld geeft dan het ambtsbericht van januari 2023 en de Afdelingsuitspraak. Er wordt juist bevestigd hoe groot het risico op represailles bij terugkeer is. De minister heeft aannemelijk geacht dat eisers naar Europa zijn gekomen door mensensmokkel, dat eiseres gedwongen in de prostitutie heeft gewerkt en dat zij nog een aanzienlijke schuld heeft bij het netwerk van mensenhandelaren. Bovendien heeft de minister niet ongeloofwaardig geacht dat het netwerk de gegevens van eiseres en haar familie heeft. De minister heeft daarom volgens eisers ten onrechte niet onderzocht of eisers veilig kunnen terugkeren.
16. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de toelichting op het ambtsbericht van 21 maart 2024 volgt dat ieder slachtoffer van mensenhandel een risico loopt om slachtoffer te worden van represailles, maar dat er verschillende typen represailles zijn en dat niet gegeven is dat ieder slachtoffer daadwerkelijk een reëel risico loopt op ernstige schade. Het gaat in de situatie van eisers om een geldschuld en zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij die niet kunnen aflossen. Eisers moeten onderbouwen waarom in hun situatie represailles dreigen en waarom zij die niet kunnen afwenden. Daarin zijn eisers volgens de minister niet geslaagd. De minister vindt de door eisers gestelde problemen als gevolg van mensenhandel niet geloofwaardig. Eiser heeft niet aangetoond dat hij of zijn familie de afgelopen 10 jaren dreigementen heeft ontvangen of andere problemen ondervonden van het netwerk van mensensmokkelaars. Eiseres heeft volgens de minister tegenstrijdig, summier en bevreemdingwekkend verklaard over het afleggen van de juju-eed en over het benaderen van haar familie. Daarom vindt de minister deze verklaringen niet geloofwaardig. Bovendien heeft eiseres persoonlijk al jaren niets gehoord van de mensenhandelaar of diens zus.
17. Deze beroepsgrond slaagt niet.
17.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat uit het algemeen ambtsbericht van januari 2023 en de toelichting van 21 maart 2024 weliswaar volgt dat er altijd een kans bestaat dat slachtoffers van mensenhandel bij terugkeer naar Nigeria te maken krijgen met represailles, maar dat uit de informatie niet volgt dat die kans zich in elke afzonderlijke situatie zal voordoen in de vorm van (fysieke) represailles die tot ernstige schade leiden. Het ligt daarom naar het oordeel van de rechtbank op de weg van eisers om aannemelijk te maken dat in hun individuele situatie daadwerkelijk represailles zullen volgen, welke vorm die represailles aannemen en in hoeverre die represailles leiden tot de conclusie dat bij terugkeer naar Nigeria sprake is van een reëel risico op ernstige schade.
17.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers daarin niet zijn geslaagd. Eisers hebben in hun beroepsgronden en in de reactie van 3 oktober 2024 verwezen naar de Afdelingsuitspraak van 23 november 2023, het ambtsbericht van januari 2023 en de toelichting op het ambtsbericht van 21 maart 2024. Eisers hebben niet geconcretiseerd of onderbouwd dat in hun situatie daadwerkelijk represailles zullen volgen, in welke vorm en in hoeverre die represailles zouden leiden tot een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. Eisers hebben daarbij het oordeel van de minister, dat de gestelde problemen als gevolg van mensenhandel niet geloofwaardig zijn, niet weersproken. Eisers hebben slechts gesteld dat niet in het ambtsbericht wordt vermeld dat tijdsverloop het risico op ernstige schade doet afnemen en dat eiseres heeft verklaard nog een aanzienlijke geldschuld te hebben. De minister stelt zich op het standpunt dat het hebben van een openstaande geldschuld op zichzelf onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van een reëel risico op ernstige schade. De rechtbank volgt dit standpunt. Eisers hebben niet onderbouwd dat het voor hen niet mogelijk is om de geldschuld af te lossen en op die manier eventuele represailles af te wenden. De rechtbank merkt daarbij op dat eisers in verband met het niet tijdig nemen van een besluit in hun asielprocedures tweemaal een dwangsom met een maximum van € 7.500,- is toegekend [8] , die de minister volledig heeft verbeurd. Eisers hebben evenmin geconcretiseerd dat in hun situatie, ondanks het tijdsverloop sinds zij aan hun mensenhandelaren zijn ontkomen, nog steeds represailles zouden dreigen.
Lopen de dochters van eisers een reëel risico op ernstige schade door besnijdenis en/of het toebrengen van rituele littekens?
18. Eisers voeren aan dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers besnijdenis van hun dochters kunnen voorkomen door zich elders in Nigeria te vestigen. Zij hebben problemen met het netwerk van mensenhandelaren. Bovendien kunnen eisers zich ook niet onttrekken aan de sociale druk om hun dochters te laten besnijden. Volgens eisers interpreteert de minister het Algemeen Ambtsbericht Nigeria op onjuiste wijze door te stellen dat sprake is van een daling van gevallen van vrouwenbesnijdenis. Eisers verwijzen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 23 december 2023. [9] Bovendien vreest eiseres dat bij terugkeer naar Nigeria rituele littekens worden aangebracht op de wangen van haar kinderen.
19. Deze beroepsgrond slaagt niet.
19.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom de dochters van eisers bij terugkeer geen reëel risico lopen op ernstige schade door besnijdenis of het toebrengen van rituele littekens. Daartoe heeft de minister in de besluitvorming allereerst kunnen wijzen op de informatie in het algemeen ambtsbericht Nigeria 2023. De minister heeft aan de hand van deze informatie kunnen overwegen dat vrouwenbesnijdenis strafbaar is, dat er sprake is van een daling van het aantal gevallen van besnijdenis en dat de belangrijkste persoon die besnijdenis kan voorkomen de vader van een meisje is. Eisers hebben verklaard dat zij beiden tegen besnijdenis zijn. Verder is niet gebleken dat zij onder druk zijn gezet om hun dochters te laten besnijden en hebben eisers niet concreet gemaakt waaruit deze druk zou kunnen bestaan. Tot slot is niet gebleken dat eisers niet elders in Nigeria kunnen wonen om zich aan eventuele druk te onttrekken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eisers de vrees voor ernstige schade niet aannemelijk hebben gemaakt. Eisers verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, leidt niet tot een ander oordeel, nu de minister in die zaak contra-indicaties als het standpunt van de vader en de rol van de omgeving en familie niet bij de besluitvorming had betrokken. Dit heeft de minister in de zaak van eisers wel gedaan.
19.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister haar standpunt over de vrees van eisers voor een reëel risico op ernstige schade door het aanbrengen van rituele littekens bij hun dochters deugdelijk gemotiveerd. Eiser en eiseres hebben beiden verklaard tegen het aanbrengen van de littekens te zijn. Niet is gebleken dat de omgeving of familie van eisers druk heeft uitgeoefend, dan wel eisers kan dwingen om hun dochters dit ritueel te laten ondergaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister terecht heeft overwogen dat niet is gebleken dat eisers hun dochters niet kunnen beschermen tegen het aanbrengen van rituele littekens.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvragen van eisers in stand blijft.
20.1.
Eisers krijgen wel een vergoeding van hun proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De minister heeft namelijk de motivering van het besluit van 8 maart 2024 met het aanvullende besluit aangevuld dan wel hersteld. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld p. 8 en 8 van het nader gehoor.
2.Zie bijvoorbeeld p. 11, 14 en 15 van het nader gehoor.
3.Zie p. 7, 12 en 18 van het nader gehoor en p. 8 en 12 van het aanvullend gehoor.
4.Zie bijvoorbeeld p. 7, 8, 18 en 21 van het nader gehoor en p. 8, 12 en15 van het aanvullend gehoor.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Werkinstructie 2024/6.
8.Zie de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 14 oktober 2022 (zaaknummers NL22.7092 en NL22.7093) en zittingsplaats Haarlem, van 8 augustus 2023 (zaaknummers NL23.13834 en NL23.13840).
9.zaaknummer NL22.21100.