In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van Nigeriaanse eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen beoordeeld. Eisers hebben op 14 september 2021 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 8 maart 2024 zijn afgewezen. De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Nigeria daadwerkelijk represailles van mensenhandelaren zullen ondervinden. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de medische beperkingen van eisers en dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van hun verklaringen op de juiste wijze is verricht. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft gesteld dat de vrees voor represailles en besnijdenis van de dochters niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar kent wel een proceskostenvergoeding toe aan eisers, omdat de minister de motivering van het besluit heeft verbeterd met een aanvullend besluit. De proceskostenvergoeding bedraagt € 1.750,-.