ECLI:NL:RBDHA:2025:19774
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag door de minister van Asiel en Migratie wegens onvoldoende sociale en economische binding met Pakistan
In deze zaak hebben eisers, afkomstig uit Pakistan, een visum aangevraagd voor een kort verblijf in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eisers onvoldoende sociale en economische binding met Pakistan hebben aangetoond. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard. De eisers hebben op 25 mei 2023 hun aanvraag ingediend, maar deze werd op 20 juni 2023 afgewezen. Na bezwaar en een beslissing van de minister op 16 mei 2024, hebben eisers beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 16 juli 2025 de zaak behandeld. De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid heeft kunnen twijfelen aan de tijdige terugkeer van eisers naar Pakistan, omdat zij onvoldoende binding met hun land van herkomst hebben aangetoond. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eisers niet zijn gehoord in de bezwaarprocedure, maar dat dit niet onterecht was, gezien de kennelijke ongegrondheid van hun bezwaar. De rechtbank heeft de afwijzing van het visum in stand gehouden en het beroep ongegrond verklaard, zonder dat er recht op terugbetaling van griffierecht of proceskosten is.