In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, die op 19 juni 2025 in bewaring is gesteld, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 9 oktober 2025. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije of Tunesië is, omdat hij geen documenten heeft en de autoriteiten in Algerije geen laissez-passer verstrekken aan vreemdelingen zonder documenten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voor zowel Algerije als Tunesië in het algemeen zicht op uitzetting bestaat. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen die zijn stelling onderbouwen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser niet actief meewerkt aan zijn uitzetting, wat zijn situatie niet ten goede komt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Eiser krijgt geen proceskosten vergoed.