Op 3 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak over de verlenging van een maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die in afwachting is van zijn uitzetting naar Ghana. De minister van Asiel en Migratie had op 14 maart 2025 de maatregel van bewaring opgelegd, die op 5 september 2025 met maximaal twaalf maanden werd verlengd. Eiser heeft tegen dit verlengingsbesluit beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2025 behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de minister het verlengingsbesluit terecht heeft genomen. Eiser voerde aan dat de verlenging te laat was, maar de rechtbank stelde vast dat de ingangsdatum van het verlengingsbesluit op 10 september 2025, precies 180 dagen na de oorspronkelijke inbewaringstelling, tijdig was. De rechtbank beoordeelde ook de gronden voor de bewaring en concludeerde dat de zware gronden, zoals het risico op onttrekking aan het toezicht, voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser betwistte enkele gronden, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet voldoende waren om het verlengingsbesluit onrechtmatig te achten.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de minister voldoende voortvarend werkte aan de uitzetting van eiser en dat er zicht op uitzetting naar Ghana was. De rechtbank verwierp ook het argument van eiser dat het verlengingsbesluit willekeurig was, omdat er voldoende feitelijke gronden waren voor de beslissing. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, waarbij de proceskosten niet door de minister hoefden te worden vergoed.