ECLI:NL:RBDHA:2025:18303
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag en de vraag naar procesbelang na vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 8 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 21 mei 2025 afgewezen als ongegrond en een terugkeerbesluit opgelegd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 30 september 2025, waar zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren, is onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op 22 juli 2025 heeft gemeld dat eiseres op 25 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiseres heeft op 10 september 2025 aangegeven het beroep te handhaven, ondanks het ontbreken van contact met eiseres sinds de mob-melding. De rechtbank overweegt dat, volgens vaste rechtspraak, wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de minister te informeren, er in principe vanuit wordt gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De rechtbank concludeert dat er geen concrete aanknopingspunten zijn om anders te oordelen en dat eiseres geen belang meer heeft bij de behandeling van haar beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en kent geen proceskostenvergoeding toe.