5.4In de tweede plaats is de rechtbank van oordeel dat eiser zijn beroep zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs kon worden verlangd heeft ingediend. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat hij pas op 15 juli 2025 op de hoogte is gesteld van zijn asielbesluit en heeft vervolgens diezelfde dag nog beroep ingesteld. Deze termijnoverschrijding acht de rechtbank daarom ook zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de termijnoverschrijding verschoonbaar. De rechtbank weegt daar in mee dat de rechtszekerheid van potentiële derden met een tegengesteld belang in de onderhavige zaak niet in het geding zijn.
Wat vindt eiser in beroep?
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat gebruik is gemaakt van een standaardvoornemen, waardoor sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming. Ter onderbouwing verwijst eiser naar twee uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, de Memorie van Toelichting, de Nota van Toelichting en de toepasselijke bepalingen van het Vreemdelingenbesluit. Daaruit wordt opgemaakt dat het voornemen als geheel voldoende toegespitst moet zijn op de individuele vreemdeling, zodat die in staat is inhoudelijk te reageren op het voornemen. De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023 maakt dit niet anders, nu deze niet ingaat op het doel van het voornemen en het verschil tussen een voornemen en beschikking. Ook kan niet tegen eiser worden tegengeworpen dat hij niet op de gehoren is verschenen, gezien de problemen met postbezorging op zijn locatie. Uit de stukken blijkt niet dat er een Eurodac-hit is, het is niet gebleken dat Zwitserland tijdig om een overname heeft verzocht bij Duitsland. Gelet hierop bestaat er twijfel over de verantwoordelijkheid van Duitsland en de zorgvuldigheid van het overdrachtsbesluit. Het bestreden besluit kan niet in stand blijven, nu niet wordt voldaan aan een deugdelijke motivering en een zorgvuldige voorbereiding. Ten slotte zijn er aanwijzingen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt en is er sprake van bijzondere individuele omstandigheden op basis waarvan overdracht van onevenredige hardheid getuigt. Duitsland heeft geen algemene standaard voor opvang, het soort en type opvang verschilt sterk en veel opvangcentra voldoen niet aan algemene standaarden. Gezondheidsproblemen kunnen optreden wanneer asielzoekers lange tijd in opvangcentra verblijven en er is sprake van ondermaatse voedselvoorzieningen, een gebrek aan gekwalificeerd personeel en recreatiemogelijkheden. Ter onderbouwing verwijst eiser naar informatie van verschillende online bronnen. Verweerder zou de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich moeten trekken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. Over de stelling van eiser dat verweerder heeft volstaan met stukken standaardtekst uit eerdere voornemens en beschikkingen, overweegt de rechtbank dat het voornemen een voorbereidingshandeling is en een mededeling van feitelijke aard, die niet is gericht op enig rechtsgevolg. Verweerder heeft in het voornemen voldoende duidelijk uiteengezet dat, en op grond van welke redenen, Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en dat er geen aanleiding wordt gezien de asielaanvraag alsnog in behandeling te nemen. Eiser heeft door middel van het indienen van de zienswijze de gelegenheid gehad om te reageren op het voornemen. In het voornemen zijn daarom alle voor het standpunt van verweerder dragende overwegingen opgenomen en in het bestreden besluit is meer specifiek ingegaan op de individuele situatie van eiser. De hoogste bestuursrechterheeft geoordeeld dat in een dergelijk geval geen sprake is van onzorgvuldige besluitvorming.In de aangehaalde uitspraken van 3 juni 2024 en 28 augustus 2024 was het voornemen niet voldoende toegespitst op de door eisers afgelegde verklaringen in het aanmeldgehoor. Daar is in deze zaak geen sprake van, nu eiser in deze zaak, zonder daarvoor een reden te hebben gegeven, niet is verschenen op zijn aanmeldgehoor. Omdat eiser niet heeft gemotiveerd of met stukken heeft onderbouwd dat het niet verschijnen op het aanmeldgehoor verband houdt met de verkeerde postbezorging van de brief van gemachtigde, gaat de rechtbank hier niet in mee. De grond slaagt niet.
Zorgvuldigheid van het overdrachtsbesluit
8. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 1 december 2020 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en op 14 januari 2025 in Zwitserland. Nederland heeft de autoriteiten van Duitsland op 1 mei 2025 verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. Op 6 mei 2025 zijn de autoriteiten van Duitsland hiermee akkoord gegaan. Zwitserland heeft Duitsland niet om overdracht hoeven verzoeken. Het overdrachtsbesluit is voldoende zorgvuldig tot stand gekomen.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
9. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat lidstaten van de Europese Unie hun verdragsverplichtingen tegenover asielzoekers zullen nakomen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRMof artikel 4 van het Handvest. Om onder de tekortkomingen van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest te vallen, moeten deze een hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. Of deze bereikt wordt, hangt af van de omstandigheden van het geval.