Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
2.De feiten
€ 145.000 van Finker ontvangen. [naam 1] maakt dit bedrag nog dezelfde dag – zonder omschrijving – over aan [partij C] . Op verzoek van [partij C] (zie zijn hiervoor geciteerde whatsappbericht van 16:53 uur) geschiedt de betaling op een rekening op naam van zijn eenmanszaak Erbefin.
€ 10.000 en € 45.000 overgemaakt van de rekening van Arbo Invest naar Erbefin.
“27 jan 200000 geleend van cs bhoendie voor aankoop”, waarvan is afgetrokken de drie hiervoor genoemde betalingen van € 145.000, € 10.000 en € 45.000. Dit is tezamen eveneens een bedrag van € 200.000, zodat onder de streep geen vordering meer resulteert.
3.Het geschil
4.De beoordeling
bij zijn zusaan zou gaan en aan hem vervolgens had gevraagd of hij de lening
bij zijn zussnel wilde aflossen. Dat Arbo Invest de leningsconstructie zo heeft begrepen en mogen begrijpen dat [partij C] (in juridische zin) de leninggever was, is de rechtbank dan ook onvoldoende gebleken.
moestworden betaald, gelet op een beletsel zoals beslag of bewind. Daarvan is in deze zaak geen sprake.
€ 10.000 en € 45.000 die zij in de maanden januari, februari en maart 2022 heeft overgemaakt naar een rekening van zijn eenmanszaak Erbefin, aflossingen betreffen op de lening. Vast staat dat het doel van de lening van [partij A] aan Arbo Invest was te voorzien in een overbruggingskrediet totdat de financiering van Finker rond zou zijn. Conform de schuldbekentenis was de lening daarom ook al na drie maanden opeisbaar (artikel 1 schuldbekentenis, zie hiervoor onder 2.3). Het ligt dan ook voor de hand dat toen Arbo Invest op uitdrukkelijk verzoek van [partij C] (zie zijn whatsappberichten onder 2.4) het van Finker verkregen bedrag doorzette aan [partij C] , zij daarmee afloste op de lening. Binnen deze periode van drie maanden zijn vervolgens ook de andere twee betalingen overgeboekt naar dezelfde rekening, uitkomende op een bedrag van in totaal € 200.000, aldus gelijk aan het bedrag zoals genoemd in de schuldbekentenis. Verder heeft Arbo Invest terecht gewezen op het voorstel tot afrekening van 8 augustus 2023 afkomstig van [partij C] , waaruit volgt dat dezelfde bedragen worden aangemerkt als aflossing (zie hiervoor onder 2.7). Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit enkel een voorstel betrof, en dat dit voorstel door [partij C] is gedaan in een poging om tot een oplossing te komen van het bredere geschil tussen hem en [naam 1] , kan hieruit op zijn minst worden afgeleid dat ook [partij C] het kennelijk logisch vond deze drie bedragen als aflossing op de lening te beschouwen. Voor zover [partij A] zich, in navolging van [partij C] in de vrijwaringszaak, op het standpunt stelt dat deze betalingen desondanks een voorschot op de aan [partij C] af te dragen omzet betroffen, is dit onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft begrepen dat Arbo Invest een deel van haar omzet moest afdragen aan [partij C] in verband met de woningen die hij voor haar had aangekocht en hielden zij in dat kader op informele wijze een “rekening-courant” bij. In de stukken of tijdens de mondelinge behandeling is echter op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt dat genoemde drie bedragen te relateren zijn aan de werkzaamheden die [partij C] voor Arbo Invest heeft verricht.
“5. We maken overeenkomsten dat Alle leningsovereenkomsten tussen [naam 1] - [partij C] en [partij C] - [naam 1] vereffend zijn. 6. Ook overeenkomst tussen mij en je zus dat het vereffend is.”Anders dan [partij A] (naar de rechtbank begrijpt) betoogt, kan uit deze bewoordingen niet eenduidig worden afgeleid dat [naam 1] op dat moment van mening was dat de lening nog openstond. Zoals [naam 1] zelf ter zitting heeft verklaard, is het immers ook mogelijk dat hij een schriftelijke verklaring wenste te verkrijgen dat de lening al was afgelost. Ook met deze e-mail heeft [partij A] dus niet onderbouwd weersproken dat de lening al in de eerste maanden van 2022 was afgelost.