ECLI:NL:RBDHA:2025:16220

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
NL25.24515
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag van een minderjarige met internationale bescherming in Duitsland

Deze uitspraak betreft de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag van een minderjarige eiser, die van Syrische nationaliteit is en internationale bescherming geniet in Duitsland. De minister van Asiel en Migratie heeft op 28 mei 2025 de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij al bescherming heeft in Duitsland. Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 augustus 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, zijn voogd van Nidos en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Eiser heeft psychische klachten en een belast verleden, en zijn voogd heeft zorgen geuit over zijn welzijn. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van het kind en de omstandigheden van eiser. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle relevante feiten en omstandigheden in acht moeten worden genomen. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24515

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer] eiser

(gemachtigde: mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. D. Post).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag van eiser, een minderjarige, als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . De minister heeft hiertoe besloten omdat eiser internationale bescherming heeft in Duitsland. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag niet in stand kan blijven
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 2 juni 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. De minister heeft met het bestreden besluit van 28 mei 2025 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de voogd van eiser van Nidos en de gemachtigde van de minister. Eiser is bijgestaan door een tolk. Daarnaast waren drie tantes, twee ooms en een neefje van eiser aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Juridisch kader
3. In artikel 3.106a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) staat dat de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd slechts niet-ontvankelijk wordt verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, van de Vw 2000 als de vreemdeling zo’n band heeft met het betrokken andere land dat het voor hem redelijk zou zijn om naar dat land te gaan. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is daaraan al voldaan als een vreemdeling in een lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet (ECLI:NL:RVS:2019:442).
Bijzondere feiten en omstandigheden
3.1.
De minister moet echter van dit uitgangspunt afwijken als sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden die tot een andere conclusie leiden. In artikel 3.106a, derde lid, van het Vb staat dat bij de beoordeling of sprake is van een band als bedoeld in het tweede lid, alle relevante feiten en omstandigheden betrokken moeten worden, waaronder de aard, duur en omstandigheden van het eerdere verblijf. Uit de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1270) volgt dat de belangen van het kind bedoeld in artikel 24 van het EU Handvest hier ingelezen moeten worden.
Het standpunt van de minister
4. De minister heeft zich in het bestreden besluit en ter zitting op het standpunt gesteld dat hoewel eiser in Nederland naar school gaat en de taal leert, dit onvoldoende zwaarwegend is om niet terug te hoeven keren naar Duitsland. Dit is volgens de minister namelijk inherent aan het indienen van een asielaanvraag in Nederland. Daarnaast is ook de familie van eiser in Nederland geen reden om hier te mogen blijven. De minister verwijst in dat kader naar een drietal uitspraken [2] waarin aan de internationale bescherming in een ander Europees land meer gewicht toekomt dan aan het hebben van familie in Nederland. Met zijn familie zal eiser telefonisch in contact kunnen staan en het staat de familie vrij om eiser te bezoeken in Duitsland. Verder is eisers psychische toestand niet nader onderbouwd, aldus de minister. Als sprake is van psychische problemen, dan kan eiser zich in Duitsland wenden tot medische voorzieningen. Ook zal eiser in Duitsland een voogd krijgen die zich over hem zal ontfermen. Samengevat is het standpunt van de minister dat er onvoldoende reden is om te concluderen dat eisers band met Nederland sterker zou zijn dan die met Duitsland.
Het standpunt van eiser
5. Eiser betoogt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met alle omstandigheden. Eiser is een alleenstaande minderjarige en alleen al om die reden
bijzonder kwetsbaar in de zin van het arrest Ibrahim. Eiser heeft bovendien psychische klachten en een zeer belast verleden. Hij lijdt zichtbaar onder de gebeurtenissen die hem en zijn familie ten deel zijn gevallen, de oorlog, de traumatische jaren, het eenzame verblijf in Duitsland, de langdurige scheiding van zijn familie en de onduidelijkheid over zijn procedure. Het is niet in zijn belang als eiser terug moet naar Duitsland. Volgens eiser is er strijd met artikel 24 van het EU Handvest. Verder is het volgens eiser niet gebleken dat zijn vergunning in Duitsland nog geldig is en welke rechten eiser hieraan kan ontlenen.
5.1.
Eiser heeft een tweetal verklaringen overgelegd, van zijn tante en van zijn voogd van Nidos. Uit deze brieven en ook uit hun toelichting tijdens de zitting blijkt dat zij zich zorgen maken over het welzijn van eiser. Volgens de voogd heeft eiser veel contact met zijn tantes, in het bijzonder met zijn tante in [plaatsnaam]. Hij voelt zich op zijn gemak bij haar en straalt wanneer hij spreekt over zijn nichtjes en neefjes. De voogd heeft toegelicht dat eiser nog erg jong is en dat hij het moeilijk heeft binnen het reguliere opvangsysteem. Hij lijkt hier te verdrinken en er worden zorgen geuit over zijn welzijn. Eiser heeft veel meegemaakt en hij maakt soms verkeerde keuzes: gaat niet altijd naar school en kiest soms de verkeerde vrienden. De voogd is hierover met hem in gesprek en zij merkt dat eiser behoefte heeft aan meer persoonlijke begeleiding en ondersteuning, bij voorkeur vanuit zijn directe familie. Volgens zijn voogd zou eiser ook baat hebben bij psychische ondersteuning, bijvoorbeeld traumatherapie. Daar moet nog verder onderzoek naar worden gedaan, maar het is belangrijk dat eerst duidelijkheid komt over deze procedure. Daar zijn eisers gedachten nu alleen bij. Eisers tante is bereid om de zorg voor eiser op zich te nemen. Ter zitting heeft zij desgevraagd verklaard dat zij niets liever wil dan dat eiser bij haar komt wonen zodat zij zich over eiser kan ontfermen. De tante en oom gaven tijdens de zitting aan dat zij ruimte voor eiser hebben in hun huis. De voogd heeft verklaard dat Nidos op dit moment onderzoek doet naar de woonomstandigheden bij eisers tante. Volgens de voogd is het niet in het belang van eiser, een puber, om hem nu terug naar Duitsland te sturen. Dit zou zijn ontwikkeling schaden. Gelet op alles wat eiser heeft meegemaakt in zijn leven is het volgens haar belangrijk dat hij nabijheid en vertrouwen voelt.
5.2.
Eiser heeft zelf op de zitting verteld dat hij zich down voelt. Tijdens het gesprek met de IND vertelde eiser dat het goed met hem ging, maar toen werd gewoon gevraagd ‘hoe gaat het’, een beginvraag, er werd niet gevraagd hoe het met zijn leven ging. Hij heeft toen een standaardantwoord – goed - gegeven. Eiser gaat niet altijd naar school, omdat hij zich depressief voelt en niet weet welke zin het heeft naar school te gaan als hij toch terug moet naar Duitsland. Hij wil hier graag blijven en bij zijn tante wonen. Het was ook steeds de bedoeling om naar Nederland te gaan. In de weekenden en tijdens de vakantie is eiser bij zijn familie in [plaatsnaam], [plaatsnaam] of [plaatsnaam].
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister de belangen van het kind in deze zaak onvoldoende kenbaar heeft meegewogen. De rechtbank overweegt dat de minister - in het licht van de stellingen van eiser en de toelichting van hemzelf, zijn tante en zijn voogd van Nidos - niet kenbaar en ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat het in dit geval in het belang van eiser is om terug te keren naar Duitsland. De rechtbank vindt dat de minister geen kenbare en voldoende gemotiveerde belangenafweging heeft gemaakt tussen de worteling van eiser sinds 2024 in Nederland, de hechting die daardoor is ontstaan in Nederland met zijn tante en neefjes/nichtjes en andere familie, en wat de gevolgen voor de ontwikkeling van eiser zijn als hij wordt gescheiden van zijn familie (en in het bijzonder van zijn tante) in Nederland. De uitspraken waar de minister ter zitting naar heeft verwezen betreffen daarnaast drie onvergelijkbare zaken, waarvan twee meerderjarige vreemdelingen en één zaak waar de vreemdeling reeds zes jaar in een ander Europees land internationale bescherming had genoten. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de minister eisers belangen als minderjarige niet kenbaar genoeg heeft meegenomen en afgewogen in de beoordeling. De minister heeft daarom in dit geval ondeugdelijk gemotiveerd dat sprake is van een zodanige band met Duitsland dat het voor eiser redelijk is om naar Duitsland terug te keren. Eisers beroep is alleen al hierom gegrond.
5.4.
De rechtbank vindt het belangrijk om ook zelf nog uitleg te geven aan [naam]. Hieronder de tekst van de brief die de rechtbank aan [naam] (via zijn gemachtigde) verstuurt, zodat partijen weten welke boodschap [naam] heeft ontvangen.
Beste [naam],
Op de dag vóór de eerste dag van jouw nieuwe schooljaar kwam je samen met je familie naar de rechtbank in Groningen. Ook jouw advocaat en jouw voogd waren mee. De meeste mensen vinden dat spannend en ook jij vertelde aan de rechter en de griffier dat deze zaak jou erg veel bezig houdt. Je vertelde zelfs dat het je een beetje ‘down’ laat voelen en dat je geen zin meer hebt om naar school te gaan omdat je niet zeker weet of je hier mag blijven.
Tijdens de zitting werd er vooral veel over jou gesproken. Gelukkig wilde jij zelf ook vertellen hoe het met je gaat. Dat heb je heel erg goed gedaan. Je vertelde dat je vrienden hebt op [naam school] in [plaatsnaam] en ook op de opvang waar je nu woont. Tijdens de zomervakantie ben je maar één weekje op de opvang geweest, want het liefst ben jij bij je familie. Je hebt aan mij verteld dat je graag bij je tante in [plaatsnaam] zou willen wonen en jouw tante vertelde op de zitting dat zij ook niets liever zou willen.
Ik heb over jouw zaak nagedacht en heb daarbij ook nagedacht over wat goed zou zijn voor jou. De minister heeft eerder besloten dat je terug moet naar Duitsland. Ik vind dat geen goed besluit van de minister. Ik vind dat de minister beter moet onderzoeken en nadenken of het in jouw belang is (goed is voor jou) als je teruggaat naar Duitsland. Ik vind dat de minister een nieuw besluit moet nemen op jouw aanvraag.
Ik kan niet beslissen of jij hier in Nederland (op de opvang of bij je tante in [plaatsnaam]) mag blijven. Die beslissing moet worden genomen door de minister. In mijn uitspraak staat dus wel dat ik vind dat de minister opnieuw naar jouw zaak moet kijken. De minister moet opnieuw kijken of hij jouw aanvraag niet toch in behandeling moet nemen in plaats van je terug te sturen naar Duitsland. Hoe het nieuwe besluit van de minister zal zijn, weet ik niet. Hij moet hierbij wel rekening houden met mijn uitspraak. Maar hij zou ook nog hoger beroep kunnen instellen. Jij wilt heel graag snel weten waar je aan toe bent, maar dit betekent voor jou dus wel dat je nog even moet wachten op die duidelijkheid.
Ik hoop dat ik hiermee mijn beslissing aan jou heb kunnen uitleggen. Jouw advocaat kan dat natuurlijk ook doen. In de officiële uitspraak voor jou, je advocaat en de minister neem ik de inhoud van deze brief op. Zo weet iedereen wat ik heb besloten en ook wat ik daarover aan jou heb bericht. Ik wens jou veel succes met alles en hoop dat je toch zoveel mogelijk naar school gaat dit jaar. Ik denk dat dat goed is voor je.
De rechter

Conclusie en gevolgen

6. De minister heeft de aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
7. Het beroep is gegrond. Omdat het op de weg van de minister ligt om alsnog een beoordeling te verrichten waarbij alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten. De minister moet een nieuw besluit nemen op de aanvraag van eiser. Gelet op de minderjarigheid van eiser, stelt de rechtbank hiervoor een termijn van zes weken. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.814,-. [3]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 28 mei 2025;
- draagt de minister op binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
3.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarbij is 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting toegekend.