Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.Waar gaat de zaak over?
2.De procedure
3.De feiten
4.Het geschil
- i) [partij B] veroordeelt tot betaling van € 81.953,27, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de facturen,
- ii) [partij B] veroordeelt tot betaling van € 1.594,53 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- voor recht verklaart dat [partij A] aansprakelijk is voor de schade die [partij B] heeft geleden als gevolg van het leveren van potgrondmengsels die niet geschikt waren voor de teelt van lavendel;
- voor recht verklaart dat [partij A] geen beroep toekomt op de aansprakelijk-beperkende clausule van haar algemene voorwaarden;
- de zaak verwijst naar de schadestaatprocedure;
5.De beoordeling in conventie en reconventie
NJ2011/574 (Linthorst/Echoput)).
GTI Zwolle/Zurich Versicherungsgesellschaft); HR 7 februari 2014,
NJ2015/274 (Afvalzorg c.s./Slotereind)). De stelplicht en de bewijslast van feiten en omstandigheden die een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW kunnen rechtvaardigen, rusten op [partij B] .
NJ1995/389 (Matatag/De Schelde)). Tegen deze achtergrond komt de rechtbank niet tot de conclusie dat het beroep op het verval- en verjaringsbeding van de VPN-voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
€ 278,00 aan salaris advocaat toegewezen, te vermeerderen met de verhoging zoals vermeld in de beslissing.