Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[partij A] te [woonplaats] ,
[partij B]te [woonplaats] ,
1.Waar gaat deze zaak over?
2.De procedure
- de dagvaarding van 12 november 2024, met producties 1 tot en met 16;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie 22 januari 2025, met producties 1 tot en met 4;
- de conclusie van antwoord in reconventie van [partij B] van 26 maart 2025, met 2 producties (genummerd 1 en 2);
- de akte houdende wijziging van eis in conventie van [partij B] , met 2 producties (genummerd 1 en 2);
- de akte overlegging producties (5 tot en met 10), tevens houdende wijziging van eis in reconventie van [partij C] ;
- de akte overlegging producties (17 en 18) van [partij B] ;
- de akte overlegging productie (11) van [partij C] .
3.De feiten
4.Het geschil
in conventie
5.De beoordeling in conventie en reconventie
bezitdoor [partij C] en/of zijn rechtsvoorganger(s). Op grond van art. 150 Rv rust op [partij C] de stelplicht en bewijslast ten aanzien van dat bezit. De vraag of sprake was van bezit kan ook onder het OBW worden beantwoord aan de hand van de maatstaven die voor het huidige recht gelden. Bepalend is of de pseudo-bezitter de feitelijke macht over het goed is gaan uitoefenen en of hij dit voor zichzelf doet (art. 3:113 lid 1 BW jo. art. 3:107 lid 1 BW). De machtsuitoefening moet zodanig zijn dat deze naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet doet. [9] Enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen zijn onvoldoende voor een inbezitneming, er moet sprake zijn van niet-dubbelzinnig bezit. Of iemand een goed houdt en of hij dit voor zichzelf of voor een ander doet, wordt naar verkeersopvatting beoordeeld, met inachtneming van de wet en overigens op grond van uiterlijke feiten (art. 3:108 BW). Niet vereist is dat de rechthebbende daadwerkelijk heeft kennis gedragen van de bezitsdaden van de niet-rechthebbende waardoor zijn bezit is tenietgegaan. Voldoende is dat een en ander naar buiten toe – en dus ook voor de eigenaar – kenbaar was. [10]
Gemeente Heusden-arrest [13] van de Hoge Raad volgt dat een persoon die een zaak in bezit neemt en houdt, wetende dat een ander daarvan eigenaar is, tegenover die eigenaar onrechtmatig handelt. Dat brengt mee dat deze laatste, mits aan de overige voorwaarden daarvoor is voldaan, kan vorderen dat hem door de bezitter de schade wordt vergoed die hij als gevolg van dat onrechtmatig handelen lijdt en dat hij kan vorderen dat het verloren goed bij wijze van schadevergoeding aan hem (terug) wordt overgedragen. De rechtbank is voorshands van oordeel dat als [partij C] de driehoek door verjaring heeft verkregen, [naam 1] (of als de verjaring pas na de levering aan [partij B] is voltooid: [partij B] ) daarmee de hiervoor bedoelde schadevergoedingsvordering heeft verkregen. Dat vorderingsrecht is nog niet verjaard, ook niet als de korte verjaringstermijn van 5 jaar direct in 2022 zou zijn gaan lopen.
6.De beslissing
woensdag 17 september 2025voor uitlating door [partij C] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
bewijsstukkenwil overleggen, hij deze stukken dan direct in het geding moet brengen;
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
september tot en met december 2025dan direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;