ECLI:NL:RBDHA:2025:14448

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.10814 en NL25.10815
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Azerbeidzjaanse vrouw en de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft eiseres, een Azerbeidzjaanse vrouw, op 18 december 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft op 5 maart 2025 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, met het argument dat Polen verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep is beslist. De rechtbank heeft de zaak op 11 juni 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de minister niet.

De rechtbank heeft overwogen dat de minister het besluit niet zorgvuldig heeft genomen, omdat hij niet voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd. Eiseres heeft onder andere gewezen op de onveilige situatie voor LHBTI-personen in Polen en haar kwetsbare positie als transgendervrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres voldoende objectieve informatie heeft gepresenteerd die aantoont dat Polen mogelijk niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat de minister niet zonder meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister is veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL25.10814 (beroep)
NL25.10815 (voorlopige voorziening)
[V-Nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 1996, van Azerbeidzjaanse nationaliteit, eiseres/verzoekster, hierna: eiseres
(gemachtigde: mr. H.M. Pot),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

1. Eiseres heeft op 18 december 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Met het besluit van 5 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. Volgens de minister is Polen verantwoordelijk voor de asielaanvraag van eiseres.
1.1
Eiseres heeft op 6 maart 2025 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op dezelfde datum heeft eiseres verzocht om een voorlopige voorziening, ertoe strekkende dat zij niet wordt uitgezet voordat op het beroep is beslist.
1.2
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) heeft het beroep en het verzoek op 11 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en L. Ileri als tolk in de Turkse taal. De minister is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

Overwegingen

Besluitvorming
2. Met het bestreden besluit heeft de minister de aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. De minister heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Uit Eurodac is gebleken dat eiseres op 24 september 2024 in Polen een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. De minister heeft vervolgens op 23 januari 2025 de Poolse autoriteiten verzocht om eiseres terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening [2] . Op 28 januari 2025 zijn de autoriteiten van Polen hiermee akkoord gegaan.
Standpunt eiseres
3. Eiseres voert allereerst aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, doordat de minister het voornemen heeft uitgebracht nog voordat de correcties en aanvullingen waren ingediend, en deze dus onvoldoende heeft betrokken bij de besluitvorming.
3.1
Eiseres stelt zich voorts op het standpunt dat ten aanzien van Polen niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiseres heeft in dit verband gewezen op de recente ontwikkelingen in Polen en verwezen naar een recente uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 25 maart 2025 [3] , waarin de voorzieningenrechter het verzoek toewijst gelet op het plan van Polen om het recht op asiel tijdelijk af te schaffen. Daarbij voert eiseres aan dat zij als transgendervrouw een uiterst kwetsbare vluchteling is en intensieve zorg nodig heeft. Zij heeft in Polen te maken gehad met pesterijen en discriminatie. Eiseres is in Nederland begonnen aan hormoonbehandeling, die haar eerder in Polen is onthouden, en stelt dat het stopzetten van deze behandeling leidt tot onomkeerbare schade. Eiseres heeft in dit verband een medische verklaring van [arts] van het GZA [4] , en een foto van een afspraak bij het Amsterdam UMC op 7 juli 2025 overgelegd. Eiseres heeft verder rapporten [5] overgelegd waaruit volgt dat in Polen LHBTI-rechten niet worden erkend, de rechten van deze groep voortdurend wordt geschonden en daar onvoldoende tegen wordt opgetreden. Op de zitting heeft eiseres verwezen naar twee bronnen van Amnesty International en een nieuwsartikel van VRT NWS waaruit volgt dat met de komst van de nieuwe president Karol Nawrocki de situatie voor LHBTI’ers in Polen nog meer is verslechterd. [6]
3.2
Tot slot stelt eiseres dat, gelet op het voorgaande, in haar geval sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat de minister de aanvraag onverplicht aan zich dient te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Daarbij komt dat de minister ten onrechte eraan voorbij is gegaan dat eiseres een duurzame relatie heeft met haar verloofde [naam verloofde] en zij elkaars psychische steun hard nodig hebben.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank buigt zich allereerst over de beroepsgrond van eiseres dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De beroepsgrond slaagt niet. Het voornemen is een voorbereidingshandeling en een mededeling van feitelijke aard, die niet is gericht op enig rechtsgevolg. Hierbij verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling [7] van 23 november 2023 [8] . Aangezien in het bestreden besluit wél is ingegaan op de door eiseres in de correcties en aanvullingen en in de zienswijze aangevoerde omstandigheden, bestaat er geen grond voor het oordeel dat er sprake is van onzorgvuldigheid.
5. Ten aanzien van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, stelt de rechtbank voorop dat bij de toepassing van de Dublinverordening het uitgangspunt is dat de minister mag uitgaan van het vermoeden dat lidstaten bij de behandeling van asielzoekers hun internationale verplichtingen zullen nakomen. De Afdeling heeft recent nog geoordeeld dat niet is gebleken van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Polen. [9] De minister mag daarom ten aanzien van Polen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan. Echter, dit vermoeden is weerlegbaar. Het is dan aan eiseres om aannemelijk te maken dat in haar geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin geslaagd. De rechtbank verwijst daartoe naar de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2024 [10] , waarin de Afdeling de
de bewijslastverdeling bij toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft weergegeven, naar aanleiding van het arrest X [11] van het Hof [12] . Uit rechtsoverweging 4.3 volgt dat indien de vreemdeling zich onder verwijzing naar objectieve informatie gemotiveerd op het standpunt stelt dat de minister niet of niet zonder meer van het vermoeden kan uitgaan dat de aangezochte lidstaat aan zijn internationale verplichtingen zal voldoen, dan mag de minister die gegevens niet buiten beschouwing laten en is het aan hem om gemotiveerd aannemelijk te maken dat hij nog altijd van dat vermoeden mag uitgaan.
7. De rechtbank constateert dat eiseres in de beroepsfase met objectieve informatie naar een aantal relevante ontwikkelingen in Polen heeft verwezen, die naar het oordeel van de rechtbank een sterke aanwijzing vormen dat Polen zich niet aan haar internationale verplichtingen houdt. Omdat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en ook niet op de zitting is verschenen, is deze nieuwe informatie niet betrokken bij de besluitvorming. De minister dient daarom alsnog gemotiveerd aannemelijk te maken dat hij nog altijd van het interstatelijk vermoeden mag uitgaan. In dat kader vraagt de rechtbank de minister zich ook uit te laten over de recente stukken die zien op de behandeling van de LHBTI-gemeenschap in Polen, omdat uit de berichtgeving volgt dat de rechten van deze groep mogelijk onder druk staan, en met de komst van de nieuwe president de rechten van deze groep nog meer onder druk komen te staan.
8. Allerlaatst overweegt de rechtbank, ten aanzien van de medische situatie van eiseres, dat de minister nader dient te motiveren waarom verwacht mag worden dat Polen eiseres haar medische problemen net zo goed kan behandelen als Nederland. Eiseres heeft verklaard dat zij in Polen te maken heeft gehad met discriminatie en dat aan haar hormoonbehandeling werd onthouden. Op de zitting heeft eiseres hierover toegelicht dat wanneer haar de behandeling wordt onthouden, zowel de vrouwelijke als mannelijke hormonen zich niet kunnen ontwikkelen wat tot onhoudbare pijn leidt. Ook ondervindt eiseres nog veel pijn van de geslachtsoperatie. Eiseres is somber en heeft depressieve klachten die met het voorgaande verband houden. De rechtbank is daarom van oordeel dat, ook gelet op de nieuwe ontwikkelingen in Polen, de minister nader dient te onderzoeken of, eventueel met aanvullende individuele garanties, eiseres adequate (psychische) zorg zal krijgen in Polen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Het bestreden besluit wordt vernietigd en de minister dient binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
10. Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
11. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL25.10814
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL25.10815,
- wijst het verzoek af.
De rechtbank/ voorzieningenrechter,
in alle zaken,
- veroordeelt de minister tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.R. Bleijendaal, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. I.I. Mooij, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Zaaknummer: NL25.1686.
4.Gezondheidszorg Asielzoekers.
5.USDOS - us Department of State (Author): 2022 Country Report on Human Rights Practices: Poland, 20 maart 2023; Resource & Supp»- Eastern Europe, 19 Juni 2023 HIJB (RSH)_ Safeguarding LGBTQII- refugees lii.
6.Amnesty International, The State of the World’s Human Rights: April 2025; Amnesty International, Prominente rooms-katholieken bezorgd om lot drie Poolse vrouwen die opkwamen voor lhbti+-rechten, 29 oktober 2021; VRT NWS Ann Willems, ‘Een omstreden verleden en een afkeer van Europese politiek: dit is Karol Nawrocki, de nieuwe Poolse president’, 2 juni 2025.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.Zie onder meer de uitspraak van 2 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4946, en de uitspraak van 15 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1659.
11.ECLI:EU:C:2024:195.
12.Hof van Justitie van de Europese Unie.