ECLI:NL:RBDHA:2025:14411

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.27532
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de overdrachtstermijn vanwege onderduiken in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verlenging van de overdrachtstermijn van een asielzoeker aan Duitsland. De eiser, een Turkse nationaliteit, had op 13 februari 2025 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was op basis van de Dublinverordening. De rechtbank had eerder een beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft op 16 juni 2025 besloten de overdrachtstermijn met twaalf maanden te verlengen, omdat eiser ondergedoken was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting, waar hij werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat eiser doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten is gebleven om zijn overdracht te voorkomen. De rechtbank concludeert dat er sprake is van onderduiken en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.27532

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Latul)

Procesverloop

Bij besluit van 16 juni 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat hij de termijn voor zijn overdracht aan Duitsland met twaalf maanden verlengt omdat hij is ondergedoken.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL25.27533 (verzoek om een voorlopige voorziening), op 17 juli 2025 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2000 en heeft de Turkse nationaliteit. Hij heeft op
13 februari 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) in Nederland ingediend. Bij besluit van 17 april 2025 heeft verweerder de asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening).
2. Bij uitspraak van 10 juni 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:10863) heeft deze rechtbank en zittingsplaats het tegen dit besluit van 17 april 2025 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft deze uitspraak op 14 juli 2025 bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen (ECLI:NL:RVS:2025:3176).
Heeft eiser procesbelang?
3. De rechtbank ziet zich als eerste voor de vraag gesteld of het beroep ontvankelijk is.
4. Het is vaste rechtspraak [1] dat als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde over de voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt, er vanuit kan worden gegaan dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Het verlengingsbesluit is een onderdeel van de besluitvorming ten aanzien van de bescherming. Daarom is de rechtbank van oordeel dat deze rechtspraak ook hier van toepassing is.
5. Verweerder heeft bij brief van 30 juni 2025 schriftelijk te kennen gegeven dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Daarbij heeft verweerder een systeemuitdraai van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) overgelegd waaruit blijkt dat eiser de opvang op 26 juni 2025 heeft verlaten. Verweerder heeft de rechtbank in zijn brief verzocht zich uit te laten over het procesbelang. Bij bericht van 16 juli 2025 heeft de gemachtigde van eiser – in reactie op een bericht van de rechtbank – te kennen gegeven dat hij nog steeds contact heeft met eiser. Onder deze omstandigheden is er procesbelang bij dit beroep en is het beroep ontvankelijk.
Is er sprake van onderduiken?
6. Als de overdracht niet binnen een termijn van zes maanden plaatsvindt, komt de verplichting voor de verantwoordelijke lidstaat om iemand over te nemen of terug te nemen te vervallen en gaat de verantwoordelijkheid over op de verzoekende lidstaat. Deze termijn kan worden verlengd tot maximaal 18 maanden als sprake is van onderduiken. Dit staat in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening.
7. In het arrest Jawo (9 maart 2019, ECLI:C:EU:2019:218), heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening zo uitgelegd dat iemand onderduikt wanneer hij doelbewust ervoor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de overdracht om deze overdracht te voorkomen. Dat is het geval wanneer die overdracht niet kan worden uitgevoerd, omdat de verzoeker de hem toegekende woonplaats heeft verlaten zonder de bevoegde nationale autoriteiten van zijn afwezigheid op de hoogte te brengen, op voorwaarde dat hij werd geïnformeerd over zijn verplichtingen (punt 70).
8. Volgens eiser heeft verweerder de overdrachtstermijn ten onrechte verlengd. Er is op geen sprake van onderduiken. De gemachtigde van eiser heeft bijna dagelijks contact met eiser en eiser is beschikbaar voor de asielprocedure. Eiser heeft na de uitspraak van de rechtbank geen toegang gekregen tot de opvangplek in het asielzoekerscentrum in Gouda waar hij was geplaatst. Eiser verbleef eerder ook niet permanent in het asielzoekerscentrum en heeft zich toen wekelijks gemeld. Wegens ziekte was eiser te laat aangekomen in het asielzoekerscentrum in Gouda en is daar de toegang geweigerd. Eiser is vervolgens teruggegaan naar het asielzoekerscentrum in Utrecht waar hij nog een nacht kon doorbrengen. Eiser verneemt graag van verweerder waar hij kan verblijven zodat de Dienst Terugkeer en Vertrek - indien nodig - contact met hem kan opnemen. Eiser kan dan zowel rechtstreeks als via zijn gemachtigde worden bereikt.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat in het geval van eiser sprake is van onderduiken. Uit de melding van het COa blijkt dat eiser op 26 juni 2025 de opvang zelfstandig heeft verlaten. Sindsdien is er volgens verweerder niets meer van hem vernomen. Dit volgt ook uit navraag bij het COa, zo heeft verweerder op de zitting verklaard. De stellingen van eiser dat hij al ruim voor 16 juni 2025 al niet meer in de opvang verbleef maar dat hij zich altijd aan de meldplicht heeft gehouden, dat hem de toegang in Gouda is geweigerd, en dat hij nog een nacht in Utrecht opvang heeft gehad, zijn op geen enkele manier onderbouwd. Dit volgt, zoals gezegd, ook niet uit de informatie van verweerder terwijl dit wel te verwachten zou zijn.
10. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat eiser bij vrienden verblijft en zich (via hem) beschikbaar houdt voor verweerder en dat eiser niet naar de zitting is gekomen omdat hij de reis niet kon betalen. Voor zover eiser inderdaad rechtstreeks of via zijn gemachtigde bereikbaar is, is dat op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat geen sprake is van onderduiken. Eiser heeft de bevoegde nationale autoriteiten (nog altijd) niet op de hoogte gebracht van zijn afwezigheid, terwijl hij wel is geïnformeerd over zijn verplichting hiertoe. Dit blijkt, zoals verweerder tijdens de zitting terecht heeft gesteld, onder andere uit het M35-H-formulier (aanvraagformulier). In dit formulier staat dat ondergetekende bekend verklaart te zijn met de verplichting om (wijzigingen in) zijn woon- of verblijfplaats en adres zo spoedig mogelijk aan de IND door te geven. Eiser heeft dit formulier op 13 januari 2025 ondertekend.
11. Onder deze omstandigheden is verweerder er terecht vanuit gegaan dat eiser er doelbewust voor heeft gezorgd dat hij buiten het bereik van de nationale autoriteiten is gebleven om te voorkomen dat hij zou worden overgedragen aan Duitsland.

Conclusie

12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van P. Deinum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.