ECLI:NL:RBDHA:2025:10863
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Duitsland en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 4 juni 2025 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat het claimverzoek aan Duitsland onvolledig was en dat hij meer dan drie maanden buiten het grondgebied van de lidstaten had verbleven, waardoor Duitsland niet meer verantwoordelijk zou zijn voor zijn aanvraag. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het claimverzoek aan Duitsland alle voorhanden zijnde informatie bevatte en dat eiser niet in staat was om aan te tonen dat hij het grondgebied van de lidstaten voor meer dan drie maanden had verlaten. De rechtbank heeft ook het interstatelijk vertrouwensbeginsel bevestigd, waarbij werd aangenomen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.