ECLI:NL:RBDHA:2025:14171

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
NL25.33022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan de eiser. De maatregel van bewaring was eerder al op 13 mei 2025 getoetst en werd toen rechtmatig bevonden. De rechtbank heeft nu beoordeeld of de maatregel sinds het sluiten van het eerdere onderzoek op 6 mei 2025 nog steeds rechtmatig is. Eiser voerde aan dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko bestond, omdat hij geen identiteitsdocument had en een reisdocument niet te verkrijgen was. De rechtbank oordeelde echter dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Marokko is en dat er geen reden was om aan te nemen dat dit in het geval van eiser niet het geval was. De voortgangsrapportage toonde aan dat er nog een aanvraag voor een laissez-passer bij de Marokkaanse autoriteiten liep en dat de minister actief had gerappelleerd. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in aanwezigheid van griffier mr. N. El-Amrani.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.33022

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J. Singh),
en

de minister van Asiel en Migratie,

Procesverloop

De minister heeft op 24 april 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Deze maatregel is bij uitspraak van 13 mei 2025 al eerder getoetst. [1]
De minister heeft de rechtbank, op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000, van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
1.1.
Uit de uitspraak van 13 mei 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 6 mei 2025) onrechtmatig is.
Ontbreekt zicht het op uitzetting?
2. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting bestaat binnen een redelijke termijn. Eiser beschikt immers niet over een identiteitsdocument en een reisdocument is niet te verkrijgen. De maatregel van bewaring dient geen doel meer en wordt nu gebruikt als een strafmaatregel.
2.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [2] De rechtbank ziet verder ook geen aanleiding voor het oordeel dat zicht op uitzetting naar Marokko in het geval van eiser binnen een redelijke termijn ontbreekt. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat een laissez-passer (lp) aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten nog loopt. De rechtbank is niet gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat zij ten behoeve van eiser geen lp zullen afgeven of dat zij niet willen meewerken aan de terugkeerprocedure. Daarnaast blijkt uit de voortgangsrapportage dat de minister maandelijks en voor het laatst op 4 juli 2025 heeft gerappelleerd. Eiser heeft verder niet onderbouwd dat zicht op uitzetting in zijn persoonlijke geval ontbreekt. Dat de maatregel van bewaring geen doel meer dient en wordt gebruikt als strafmaatregel, wordt niet gevolgd aangezien hiervoor geen aanleiding is.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
3. De rechtbank ziet in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [3]

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 13 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:8436.
2.Zie ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269 en van 8 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3033.
3.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.