ECLI:NL:RBDHA:2025:14053
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met vrees voor vervolging en besnijdenis van dochter
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser heeft asiel aangevraagd in Nederland, waarbij hij vreesde voor vervolging in Nigeria vanwege zijn betrokkenheid bij illegale olie-aftap, de moord op de zoon van een stamhoofd, openstaande schulden bij een mensensmokkelaar, en zijn bekering tot het christendom. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, omdat het bestreden besluit van de minister van Asiel en Migratie niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had onderbouwd waarom de vrees van de eiser voor vervolging niet aannemelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van de eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.814,-.