In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 juni 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Turkse nationaliteit en etnisch Koerd, door de minister van Asiel en Migratie vernietigd. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing niet in stand kan blijven, omdat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde feiten ongeloofwaardig zijn. De rechtbank bespreekt de geloofwaardigheidsbeoordeling aan de hand van Werkinstructie 2024/6, waarbij wordt vastgesteld dat in elke asielzaak afzonderlijk moet worden beoordeeld of de motivering van ongeloofwaardigheid voldoende is. In dit geval heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister feiten en omstandigheden die als geloofwaardig zijn geacht, ten onrechte niet heeft getoetst op hun zwaarwegendheid. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,-.