ECLI:NL:RBDHA:2025:13683
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling na afwijzing asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die in beroep was gegaan tegen de maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel was gebaseerd op artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had op 31 mei 2025 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen, welke eerder was getoetst door de rechtbank in een uitspraak van 16 juni 2025. De minister heeft de maatregel op 4 juli 2025 opgeheven, maar eiser stelde dat deze maatregel te laat was omgezet na de afwijzing van zijn asielaanvraag op 24 juni 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de asielaanvraag rechtmatig verblijf tot 1 juli 2025 met zich meebracht, waardoor de bewaring tot die datum voortgezet mocht worden. Echter, de rechtbank oordeelde dat de minister de maatregel van bewaring uiterlijk op 3 juli 2025 had moeten omzetten naar een andere grondslag, wat niet is gebeurd. Hierdoor was de bewaring na die datum onrechtmatig. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en kende eiser een schadevergoeding toe van € 100,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, evenals proceskosten van € 1.814,- aan de rechtsbijstandverlener van eiser.