ECLI:NL:RBDHA:2025:13509

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
NL25.16888
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van een Somalische vrouw met vrees voor uithuwelijking en herbesnijdenis

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025 wordt het beroep van eiseres, een Somalische vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat het beroep ontvankelijk is en behandelt de inhoudelijke aspecten van de aanvraag. Eiseres heeft verklaard dat zij vreest voor uithuwelijking door haar vader aan een lid van Al-Shabaab en dat zij in Somalië gedwongen is besneden. De rechtbank oordeelt dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, het asielrelaas van eiseres niet ten onrechte heeft beoordeeld met toepassing van Werkinstructie 2024/6. De rechtbank is van mening dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres en dat de geboortedatum en de uithuwelijking ongeloofwaardig zijn bevonden. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres bij terugkeer naar Somalië risico loopt op ernstige schade, noch vanwege de problemen met de zoon van haar werkgeefster, noch vanwege de vrees voor herbesnijdenis. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn in Mogadishu. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16888

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. G. Ocak),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Sarmastzada).

Samenvatting

1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank dat beroep en geeft eiseres geen gelijk. De rechtbank stelt eerst vast dat het beroep ontvankelijk is en dat zij het beroep inhoudelijk kan behandelen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het asielrelaas niet ten onrechte met toepassing van WI 2024/6 heeft beoordeeld. Ook heeft verweerder voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiseres. Verweerder heeft daarnaast de geboortedatum van eiseres en de gedwongen uithuwelijking ongeloofwaardig mogen vinden. Ook is de rechtbank het met verweerder eens dat eiseres niet als alleenstaande vrouw beschouwd hoeft te worden. Verder is er geen reden om aan te nemen dat eiseres hoeft te vrezen voor vervolging bij terugkeer naar Somalië vanwege de problemen met de zoon van haar werkgeefster. Ook is er geen reden om aan te nemen dat eiseres bij terugkeer risico loopt op een herbesnijdenis. Tot slot is er, naar het oordeel van de rechtbank, geen sprake van een situatie als in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn in Mogadishu.

Procesverloop

2. Eiseres stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 2006. Zij heeft op 25 januari 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft de aanvraag met het besluit van 24 maart 2025 afgewezen als ongegrond. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Eiseres is niet ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Wat heeft eiseres aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd?
3. Eiseres heeft meerdere omstandigheden aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Zij heeft verklaard dat haar vader haar tegen haar wil wilde uithuwelijken aan een stamgenoot van Al-Shabaab. Ook heeft zij verklaard dat ze persoonlijke problemen heeft door een gezin voor wie ze in Somalië werkte: eiseres is door de zoon van het gezin bedreigd en hij wilde haar seksueel misbruiken. Tot slot heeft eiseres verklaard dat ze in Somalië gedwongen besneden is. Zij stelt dat zij vanwege deze problemen en omstandigheden niet kan terugkeren naar Somalië.
Wat is het standpunt van verweerder?
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vw [1] . Ook heeft verweerder een terugkeerbesluit opgelegd. Verweerder stelt dat het asielrelaas van eiseres uit de volgende asielmotieven bestaat:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
De incidenten met de zoon van haar werkgeefster;
De uithuwelijking door haar vader;
Haar besnijdenis.
4.1.
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres deels geloofwaardig. Haar nationaliteit en herkomst acht verweerder geloofwaardig, maar haar identiteit niet, omdat haar verklaringen over haar geboortedatum geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Het tweede asielmotief vindt verweerder geloofwaardig. De uithuwelijking door haar vader acht verweerder niet geloofwaardig, omdat haar verklaringen hierover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De besnijdenis acht verweerder wel geloofwaardig. Verweerder beoordeelt vervolgens of eiseres gegronde vrees heeft voor vervolging bij terugkeer naar Somalië. Volgens verweerder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat ze als alleenstaande vrouw moet leven in Somalië bij terugkeer, omdat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt dat haar familie niet langer in Somalië verblijft. Verweerder stelt ook dat eiseres geen reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Somalië, omdat eiseres met haar verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer te vrezen heeft voor herbesnijdenis. Daarnaast stelt verweerder dat eiseres ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat ze bij terugkeer vanwege de bedreigingen van de zoon van haar werkgeefster te vrezen heeft voor vervolging.
Is het beroep van eiseres ontvankelijk?
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet binnen de in het bestreden besluit gegeven termijn van één week beroep heeft ingesteld. Het bestreden besluit is van 24 maart 2025. Eiseres heeft op 10 april 2025 beroep ingesteld. De rechtbank dient dan ook eerst ambtshalve te beoordelen of het beroep ontvankelijk is.
5.1
Eiseres voert in haar beroepsgronden aan dat zij weliswaar niet binnen de termijn van één week beroep heeft ingesteld, maar dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. De gemachtigde van eiseres was vanwege persoonlijke omstandigheden niet in staat tijdig beroep in te stellen. Eiseres wijst op rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] en op het arrest Bahaddar [3] . Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat zij in de veronderstelling was dat de aanvraag binnen de Verlengde Asielprocedure (VA-procedure) behandeld werd, waarvoor een beroepstermijn van vier weken geldt. De gemachtigde van eiseres ging daarvan uit omdat verweerder had meegedeeld dat het eerdere voornemen werd ingetrokken en een nieuw voornemen zou worden genomen. In het nieuwe voornemen kreeg zij een termijn van 17 dagen om een nieuwe zienswijze uit te brengen. In de Algemene Asielprocedure (AA-procedure) zijn de termijnen normaal gesproken veel korter. Vandaar dat zij ervan is uitgegaan dat de aanvraag binnen de VA-procedure behandeld werd. Zij heeft het beroep wel binnen vier weken ingediend.
5.2.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het nog steeds om een behandeling binnen de AA-procedure ging. Met het uitbrengen van het nieuwe voornemen is volgens verweerder de aanvraag niet overgegaan naar een behandeling binnen de VA-procedure, maar is de termijn van de AA-procedure verlengd. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het nieuwe voornemen niet werd uitgebracht omdat er nader onderzoek nodig was, maar omdat verweerder haar standpunt over de leeftijdsregistratie nader wilde motiveren. Uit een klantcontactnotitie van 4 maart 2025 blijkt dat telefonisch met de gemachtigde van eiseres is besproken dat er een nieuw voornemen zou komen en dat de termijn van de AA-procedure werd verlengd.
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 69, tweede lid, onder a, van de Vw volgt dat binnen één week beroep moet worden ingesteld als de aanvraag is afgewezen binnen de AA-procedure. Uit artikel 3.110, eerste lid, van het Vb [4] volgt dat voor de AA-procedure in principe zes dagen beschikbaar zijn. Dit houdt in dat op dag één het nader gehoor afgenomen wordt en op dag vijf of zes de beschikking wordt geslagen. Deze termijn van zes dagen kan, op grond van het tweede lid van artikel 3.110 van het Vb worden verlengd in een aantal gevallen. Die gevallen worden in artikel 3.115, tweede lid, van het Vb omschreven.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat uit het procesdossier niet blijkt dat de AA-procedure in dit geval is verlengd, zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven. De rechtbank kan de door verweerder genoemde reden, dat de termijn verlengd is vanwege het uitbrengen van een nieuw voornemen zodat een standpunt nader gemotiveerd kon worden, niet koppelen aan in artikel 3.115, tweede lid, van het Vb genoemde gevallen voor verlenging. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder ook niet heeft voldaan aan de voorwaarde die volgt uit artikel 3.115, vierde lid, van het Vb. Op grond van die bepaling moet verweerder de vreemdeling schriftelijk in kennis stellen als hij de termijn van de AA-procedure verlengt, waarbij verweerder ook aangeeft wat de reden van de verlenging is en op welk moment de verlengde termijn eindigt. Dat verweerder aan gemachtigde telefonisch de verlenging heeft medegedeeld, volstaat dan ook niet.
5.5.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder niet heeft voldaan aan de voorwaarden die gelden voor verlenging van de termijn van de AA-procedure. Nu de in artikel 3.110 van het Vb genoemde termijn niet verlengd is volgens de voorwaarden, houdt de rechtbank het ervoor dat de asielaanvraag niet in de algemene asielprocedure is afgedaan. Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw geldt in dat geval een termijn van vier weken voor het instellen van beroep. Omdat de gemachtigde van eiseres binnen vier weken na ontvangst van het bestreden besluit beroep heeft ingesteld, is het beroep ontvankelijk en zal de rechtbank het beroep inhoudelijk beoordelen.
Is de toepassing van Werkinstructie 2024/6 bij de geloofwaardigheidsbeoordeling strijdig met het Unierecht?
6. Eiseres voert aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte de geloofwaardigheid van het asielrelaas heeft beoordeeld met toepassing van Werkinstructie 2024/6 (WI 2024/6). Eiseres voert aan dat die WI in strijd is met het Unierecht en verwijst in dat verband naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 7 januari 2025 [5] , waarin prejudiciële vragen zijn gesteld.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat toepassing van WI 2024/6 door verweerder in het geval van eiseres in strijd is met het Unierecht. Ter zitting heeft eiseres niet geconcretiseerd welke punten van de geloofwaardigheidsbeoordeling in het bestreden besluit in strijd zijn met het Unierecht. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat verweerder alle omstandigheden in een individueel geval altijd in samenhang moet beoordelen om tot een conclusie over geloofwaardigheid te komen. De cumulatieve voorwaarden uit artikel 31, zesde lid, van de Vw kunnen niet als strikte checklist worden getoetst door verweerder. Het beroep slaagt dan ook niet voor zover het is gericht tegen het algemene beoordelingskader voor asielaanvragen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiseres?
7. Eiseres voert aan dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar referentiekader, het tijdsverloop, haar leeftijd, opleidingsniveau en culturele achtergrond. Het asielrelaas van eiseres is daarom ten onrechte en op onjuiste gronden als ongeloofwaardig beoordeeld.
7.1.
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Allereerst wijst de rechtbank erop dat uit het medisch advies geen speciale beperkingen blijken voor het horen en beslissen. Voorts is in het voornemen door verweerder benoemd – bij het vaststellen van haar referentiekader – dat eiseres een vrouw is uit Somalië die daar onderwijs heeft genoten, heeft gewerkt en kan lezen en schrijven. Daarnaast heeft verweerder gemotiveerd hoe het referentiekader van eiseres is betrokken bij de besluitvorming. Eiseres heeft verder niet geconcretiseerd of onderbouwd bij welk onderdeel - het horen en/of het beslissen - onvoldoende rekening is gehouden met haar referentiekader. Ter zitting heeft eiseres daar niet meer duidelijkheid over kunnen bieden. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder kunnen concluderen dat de geboortedatum van eiseres ongeloofwaardig is?
8. Eiseres voert aan dat zij is geboren op [datum] 2006, en niet op [datum] 2004. De Griekse autoriteiten hebben haar geboortedatum verkeerd opgeschreven. Eiseres heeft in beroep een AIDA-rapport [6] en een kwartaalrapport van Legal Centre Lesvos (LCL) uit 2021 overgelegd, waaruit volgt dat de registratie van minderjarigen in Griekenland gebrekkig en soms onjuist is. Verweerder had (meer) onderzoek moeten doen naar de leeftijd van eiseres.
8.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Als eiseres geboren is op de door haar gestelde datum, dan zou zij ten tijde van de asielaanvraag in Nederland nog minderjarig zijn geweest. Uit Afdelingsjurisprudentie [7] volgt dat verweerder moet uitgaan van het vermoeden dat een vreemdeling minderjarig is als de vreemdeling dat stelt en verweerder daaraan twijfelt. Het is dan aan verweerder om dat vermoeden van minderjarigheid te ontzenuwen. Hij zal dan nader onderzoek moeten doen, eventueel in samenwerking met andere lidstaten. Als hij na dat onderzoek toch tot de conclusie komt dat de twijfel over de minderjarigheid is weggenomen en hij ervan uitgaat dat de vreemdeling meerderjarig is, dan zal hij dat moeten motiveren.
8.2.
Verweerder heeft in het aanmeldgehoor [8] geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de leeftijd van eiseres en dat er verder onderzoek zal plaatsvinden naar haar leeftijd. Aangezien er een ‘hit’ in Griekenland was in het Eurodac-systeem, is dit onderzoek daar opgestart. De Griekse autoriteiten hebben hierop informatie verstrekt, waaruit blijkt dat eiseres daar is geregistreerd met de geboortedatum 20 oktober 2004. Uit de informatie volgt verder dat eiseres daar als alleenstaande minderjarige is geregistreerd en vanaf 16 augustus 2022 internationale bescherming genoot. Ook volgt uit de informatie dat ze een reisdocument heeft gekregen met deze geboortedatum erop. Eiseres heeft zelf verklaard dat ze tot 22 januari 2023 in Griekenland verbleven heeft.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op basis van voornoemd onderzoek op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door eiseres gestelde geboortedatum ongeloofwaardig is. Verweerder heeft in het bestreden besluit daarnaast voldoende gemotiveerd dat de verklaringen van eiseres over haar geboortedatum geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen, omdat de verklaringen van eiseres in het aanmeldgehoor niet overeenkomen met de verklaringen bij de AVIM [9] en tegenstrijdig zijn met de informatie verstrekt door de Griekse autoriteiten. Zo heeft eiseres in het aanmeldgehoor [10] verklaard dat de reden waarom zij uit Griekenland is vertrokken is gelegen in de omstandigheid dat zij haar woning moest verlaten omdat ze achttien jaar werd. Dit strookt niet met de verklaring van eiseres in het AVIM-gehoor dat zij zestien jaar is. Verweerder heeft bij de beoordeling ook kunnen betrekken dat eiseres in Griekenland haar geboortedatum niet heeft proberen aan te passen bij de Griekse autoriteiten, terwijl ze daar bijna een halfjaar de gelegenheid voor heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is dit moeilijk te rijmen met haar stelling dat zij het erg belangrijk vindt dat haar juiste geboortedatum wordt vastgelegd. De door eiseres aangehaalde landeninformatie treft geen doel nu die ziet op de situatie dat minderjarige asielzoekers in Griekenland ten onrechte als meerderjarig worden geregistreerd, terwijl eiseres juist wel als minderjarige is geregistreerd in Griekenland. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder kunnen concluderen dat de uithuwelijking door de vader van eiseres ongeloofwaardig is?
9. Eiseres voert aan dat zij alles wat zij weet over de uithuwelijking verteld heeft. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat eiseres hier meer over had moeten verklaren, nu het volgens eiseres ongebruikelijk is dat je als meisje wordt geïnformeerd over zo’n huwelijk. Eiseres moest haar vader gehoorzamen en had geen keuze. Daarom heeft eiseres hier niet meer over kunnen verklaren. Dit geldt ook voor de datum van de uithuwelijking. Eiseres was niet geïnteresseerd in details over het huwelijk, nu zij tegen de uithuwelijking was. Daarnaast stelt verweerder ten onrechte dat eiseres vaag blijft over waarom de man van Al-Shabaab niet zelf bij haar thuis is geweest. Eiseres kan niet weten waarom een derde persoon iets wel of niet doet.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de uithuwelijking door de vader van eiseres ongeloofwaardig is. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiseres vaag heeft verklaard over de man van Al-Shabaab aan wie zij uitgehuwelijkt zou worden. Eiseres heeft namelijk niet kunnen verklaren wat de naam en leeftijd van de man was. Ook heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiseres summier heeft verklaard over de datum van de uithuwelijking, omdat ze alleen heeft verklaard dat het ergens in de tweede maand van 2022 is. De stelling dat eiseres geen interesse zou hebben gehad in dit soort details heeft verweerder niet zonder meer hoeven te volgen. Dat eiseres geen vragen heeft gesteld uit desinteresse of uit angst om onbeschoft te lijken, heeft verweerder niet als een afdoende verklaring hoeven te beschouwen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de uithuwelijking de directe aanleiding was om haar land te verlaten. In die context heeft verweerder het bevreemdend mogen vinden dat zij hier niet meer over kan verklaren. Dat eiseres heeft verklaard dat ze niet weet waarom de man van Al-Shabaab niet zelf bij haar thuis is geweest, maar een andere man heeft gestuurd om naar haar te kijken, heeft verweerder ook onvoldoende kunnen vinden. Daarbij heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat het bevreemdend is dat zij heeft verklaard dat zij hier zelf ook niet meer over wilde weten en daarom ook niet haar vader en moeder heeft bevraagd. Verweerder mocht hierbij betrekken dat zij dit ook niet na haar vertrek uit Somalië aan haar moeder heeft gevraagd, terwijl zij toen nog wel contact had met haar familie. Nu de uithuwelijking de kern van haar asielrelaas vormt, heeft verweerder dit kunnen tegenwerpen. De beroepsgrond slaagt niet.
Loopt eiseres bij terugkeer risico als alleenstaande vrouw?
10. Eiseres voert aan dat zij ten onrechte niet beschouwd wordt als alleenstaande vrouw. Eiseres heeft verklaard dat haar familie niet meer woont op de plek waar zij met hen verbleef. Zij vreest bij terugkeer naar Somalië alleen te moeten leven, omdat onbekend is waar haar familieleden verblijven. Zij heeft van een vrouw in Griekenland vernomen dat haar familie is gevlucht en dat haar oma overleden is. Eiseres heeft geen andere familie meer in Somalië die haar kan opvangen en beschermen. Eiseres heeft Nidos en Vluchtelingenwerk ingeschakeld om hulp te vragen zodat ze haar familie kon opsporen, maar hier is niets uitgekomen. Ook heeft ze via sociale media geprobeerd contact te krijgen met haar familie, maar dit heeft ook tot niets geleid. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder dit standpunt als afzonderlijk asielmotief had moeten toetsen.
10.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder niet als afzonderlijk asielmotief heeft beoordeeld of eiseres als alleenstaande vrouw moet worden beschouwd. De rechtbank constateert echter ook dat verweerder wel heeft beoordeeld of eiseres als alleenstaande vrouw moet worden beschouwd en of dit standpunt leidt tot vluchtelingschap. Gelet op die motivering in het bestreden besluit, en de omstandigheid dat eiseres niet heeft geconcretiseerd of en zo ja in hoeverre zij is benadeeld, treft de beroepsgrond van eiseres geen doel.
10.2.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiseres haar vrees voor terugkeer omdat zij als alleenstaande vrouw moet worden aangemerkt, niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiseres niet als alleenstaande vrouw kan worden aangemerkt en daarom niet onder het ‘alleenstaande vrouwen beleid’ [11] voor Somalië valt. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen familieleden meer heeft in Somalië. Verweerder heeft daarbij terecht betrokken dat eiseres dit uitsluitend heeft gebaseerd op beperkte informatie van een vrouw in Griekenland. Daarnaast heeft eiseres geen stukken overgelegd van haar pogingen om in contact te komen met haar familie, zoals informatie van Nidos en van Vluchtelingenwerk. De stelling van eiseres ter zitting dat die organisaties niets voor haar konden betekenen en haar hebben weggestuurd, heeft zij evenmin onderbouwd. Ook heeft eiseres geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij via sociale media contact heeft geprobeerd te zoeken met haar familie. Ter zitting heeft eiseres ook niet kunnen toelichten waarom zij daarvan geen bewijzen heeft aangeleverd. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de gestelde vrees voor ernstige schade vanwege de problemen met de zoon van haar werkgeefster terecht niet aannemelijk bevonden?
11. Eiseres voert aan dat haar vrees bij terugkeer vanwege de bedreigingen van de zoon van haar werkgeefster gegrond is. Het Human Rights Watch-rapport van 2024 over vrouwenrechten in Somalië bevestigt dat vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld, intimidatie en dreigingen vaak geen toegang hebben tot bescherming door de staat.
11.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië vanwege de vrees voor de zoon van haar werkgeefster. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres die vrees niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft hierbij terecht betrokken dat uit de verklaringen van eiseres volgt dat de zoon haar (telefonisch) bedreigd heeft, maar dat uit de verklaringen niet blijkt dat de zoon haar op enig moment daadwerkelijk iets heeft aangedaan. Ook volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat bepaalde verklaringen van eiseres over de bedreigingen tegenstrijdig met elkaar zijn. Verweerder heeft terecht betrokken dat niet is gebleken dat de familie van eiseres, na haar vertrek uit Somalië, problemen heeft ondervonden met de zoon van haar werkgeefster. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien dat eiseres nu, na een aantal jaar, nog steeds het risico loopt door de zoon van haar ex-werkgeefster te worden belaagd. Het Human Rights Watch-rapport doet aan het voorgaande niet af, nu dit de vrees bij terugkeer van eiseres niet onderbouwt. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiseres geen risico loopt op ernstige schade door herbesnijdenis?
12. Eiseres voert aan dat zij vreest voor herbesnijdenis bij terugkeer naar Somalië. Volgens eiseres blijkt uit recente rapporten van de WHO [12] en UNHCR [13] dat herbesnijdenis van meisjes (in Somalië) nog steeds een veelvoorkomend probleem is. Dat geldt vooral voor vluchtelingen en migranten. Eiseres heeft ter onderbouwing van dit standpunt ook een aantal andere stukken overgelegd, waaronder het EUAA-rapport ‘Country Guidance: Somalia’ uit augustus 2023. Verweerder had, gelet op haar persoonlijke omstandigheden zoals dat ze geen beschermende familie of clan in Somalië heeft, het risico op herbesnijdenis moeten onderzoeken. Dat heeft verweerder ten onrechte nagelaten. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder dit standpunt als afzonderlijk asielmotief had moeten toetsen.
12.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder de besnijdenis van eiseres als asielmotief heeft beoordeeld, maar niet of zij bij terugkeer een risico op herbesnijdenis loopt. De rechtbank constateert echter ook dat verweerder dit wel heeft beoordeeld bij de vraag of zij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade of dat sprake is van strijd met artikel 3 van het EVRM [14] . Gelet op die motivering in het bestreden besluit, en de omstandigheid dat eiseres niet heeft geconcretiseerd of en zo ja in hoeverre zij is benadeeld, treft de beroepsgrond van eiseres geen doel.
12.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres haar vrees voor herbesnijdenis niet aannemelijk heeft gemaakt. Uit de door eiseres aangehaalde stukken blijkt dat herbesnijdenis voorkomt in Somalië en dat dit vooral veel voorkomt bij of na de bevalling van een kind. Uit de stukken volgt niet dat vrouwen die terugkeren naar Somalië vanuit het westen meer kans hebben op herbesnijdenis. Ter zitting heeft eiseres dit ook niet kunnen onderbouwen. De rechtbank volgt verweerder in zijn stelling dat de enkele verklaring dat herbesnijdenis voorkomt te algemeen van aard is en onvoldoende is om een persoonlijk risico op ernstige schade aannemelijk te maken. Tot slot heeft verweerder de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet hoeven te betrekken bij de beoordeling van het risico op herbesnijdenis. De rechtbank heeft hiervoor namelijk al geoordeeld dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet als alleenstaande vrouw kan worden aangemerkt en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er geen familie meer van haar in Somalië woont. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn?
13. Eiseres heeft aangevoerd dat uit het recent gepubliceerde ambtsbericht [15] volgt dat er een toename is van willekeurig geweld door Al-Shabaab in de regio Mogadishu, waar eiseres vandaan komt. In combinatie met de persoonlijke omstandigheden van eiseres, dat zij alleenstaand is en tot een minderheidsclan behoort, zorgt dit ervoor dat eiseres bij terugkeer risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld als in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn [16] .
13.1.
Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat uit het algemeen ambtsbericht [17] blijkt dat Mogadishu niet in handen is van Al Shabaab en dat eiseres daarom geen risico loopt bij terugkeer naar Somalië. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat uit het nieuwe ambtsbericht over Somalië niet blijkt van een verslechtering in Mogadishu, zodat er geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Uit het laatste ambtsbericht blijkt dat Mogadishu nog steeds in handen is van de regering. Daarnaast heeft eiseres ook geen individuele omstandigheden aannemelijk gemaakt waardoor zij een verhoogd risico loopt op ernstige schade vanwege willekeurig geweld, zodat ook daarom geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
13.2.
Van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn is sprake als er een uitzonderlijke situatie is, waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Dit geweld kan volgens het beleid van verweerder [18] onderverdeeld worden in drie gradaties: een uitzonderlijk niveau van willekeurig geweld, een relatief hoger niveau van willekeurig geweld en een relatief lager niveau van willekeurig geweld. Als er sprake is van een relatief hoger of lager niveau van willekeurig geweld is het aan de vreemdeling om aan de hand van zijn individuele situatie en persoonlijke omstandigheden aannemelijk te maken dat de omstandigheden leiden tot een verhoogd risico om slachtoffer te worden van willekeurig geweld en dat juist de vreemdeling specifiek vanwege deze omstandigheden een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. [19]
13.3.
Verder is in paragraaf C2/30.4.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc) opgenomen dat gebieden in Somalië waar Al-Shabaab aan de macht is of het gebied controleert, de mensenrechtensituatie zodanig is dat voor iedere terugkeerder een reëel risico bestaat op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw. [20] In paragraaf C2/30.4.2 van de Vc is bepaald dat verweerder voor Somalië een relatief lager niveau van willekeurig geweld in de stad Mogadishu heeft aangenomen.
13.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, onder verwijzing naar algemeen ambtsbericht Somalië van april 2025, voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Mogadishu louter door haar aanwezigheid een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat Mogadishu niet onder controle staat van Al-Shabaab. Hiermee is er naar het oordeel van de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de algemene veiligheidssituatie in Mogadishu wezenlijk anders is dan in het landgebonden beleid van verweerder is vastgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege individuele factoren een verhoogd risico loopt op ernstige schade vanwege dit willekeurige geweld. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat verweerder heeft kunnen concluderen dat eiseres niet aangemerkt kan worden als alleenstaande vrouw. Daarnaast is de omstandigheid dat eiseres tot een minderheidsclan behoort op zichzelf onvoldoende om een verhoogd risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld aan te nemen, omdat uit de landeninformatie niet blijkt dat men alleen om die reden een risico op ernstige schade loopt. Ook is niet gebleken of onderbouwd dat de clan haar geen bescherming kan bieden. Er is daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
13. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder de asielaanvraag heeft kunnen afwijzen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.J. van Beek, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Poortier, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494.
4.Vreemdelingenbesluit 2000.
6.AIDA Country Report - 2023 Update (25 juni 2024).
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992.
8.Verslag aanmeldgehoor, p. 9.
9.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM).
10.Verslag aanmeldgehoor, p. 8.
11.Zie paragraaf C7/30.3.2.2.van de Vreemdelingencirculaire 2000.
12.World Health Organisation.
13.United Nations High Commissioner for Refugees.
14.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
15.Algemeen ambtsbericht Somalië van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van april 2025.
16.Richtlijn 2011/95/EU.
17.Algemeen ambtsbericht Somalië, juni 2023, p. 91.
18.C2/3.3.3.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
19.Volgt ook uit C2/3.3.3.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000.