ECLI:NL:RBDHA:2025:10303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
NL25.6823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somalië door Al Shabaab met betrekking tot geloofwaardigheid en risico op vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Somalische minderjarige, zijn asielaanvraag had ingediend na te zijn benaderd door Al Shabaab. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond, omdat de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser niet voldoende werd onderbouwd. Eiser stelde dat hij door Al Shabaab was benaderd en gedwongen om zich bij hen aan te sluiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser ongerijmd en tegenstrijdig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig waren, maar dat de gestelde problemen met Al Shabaab niet als geloofwaardig konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen reëel risico op ernstige schade was bij terugkeer naar Somalië, en dat de situatie in het land niet zodanig was dat eiser een verhoogd risico liep op vervolging. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie bevestigd en geoordeeld dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. Eiser kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6823

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2007 en de Somalische nationaliteit te hebben. Op 20 november 2023 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij door iemand van Al-Shabaab is benaderd met het doel zich bij hen aan te sluiten. Uit angst heeft eiser hiermee ingestemd. Twee of drie dagen na deze gebeurtenis kwamen er drie mannen van Al-Shabaab naar de winkel van zijn moeder, waarbij zij hem en zijn moeder dreigden te vermoorden indien eiser niet met hen mee zou gaan. Eiser is vervolgens door de mannen meegenomen naar een Al-Shabaab basis, waar hij twee weken heeft vastgezeten. Hier heeft hij koranlessen, preken en fysieke oefeningen moeten volgen. Na twee weken is eiser ontsnapt. Dit was mogelijk omdat op het moment van de ontsnapping alle bewakers zich ontfermden over een zieke jongen en zij daarom niet aan het opletten waren op de rest. Eiser is na de ontsnapping naar zijn moeder gegaan en heeft vervolgens vijf weken bij een vriendin thuis verbleven voordat hij met hulp van een mensensmokkelaar Somalië heeft verlaten. Bij terugkeer naar Somalië vreest eiser te worden vermoord door Al-Shabaab.
Verweerder heeft met het bestreden besluit de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Daarbij zijn eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Verweerder acht de door eiser gestelde problemen met Al-Shabaab echter niet geloofwaardig. Volgens verweerder heeft eiser ongerijmd en tegenstrijdig verklaard over wat hij heeft geleerd op de basis, heeft hij ongerijmd verklaard over de gebeurtenissen tijdens en nadat hij door Al-Shabaab is benaderd, heeft hij tegenstrijdig verklaard over de situatie op de Al-Shabaab basis met betrekking tot de beveiliging en heeft hij ongerijmd verklaard over zijn houding ten opzichte van Al-Shabaab. Verweerder concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor vervolging of voor een reëel risico op ernstige schade. In dat verband is overwogen dat eiser uit [plaats] afkomstig is en dat daar sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn [2] in de laagste gradatie. Daarbij is niet gebleken van individuele, persoonlijke omstandigheden die maken dat eiser sneller slachtoffer zal worden van willekeurig geweld. Tot slot heeft verweerder bepaald dat eiser geen reguliere verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid krijgt, omdat het onderzoek naar adequate opvang voor eiser in het land van herkomst nog niet is afgerond.
Beroepsgronden
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert het volgende aan. Verweerder heeft de problemen met Al-Shabaab ten onrechte niet geloofwaardig geacht. Er is onvoldoende kenbaar rekening gehouden met eisers referentiekader. Daarbij wijst eiser op zijn leeftijd, individuele omstandigheden, trauma, opleidingsniveau en culturele achtergrond. Daarnaast heeft hij deugdelijk, geloofwaardig, consistent en samenhangend verklaard. Eiser wordt ten onrechte tegengeworpen dat hij ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over de lessen die hij kreeg op de Al-Shabaab basis. Er zijn hem geen vragen gesteld over de Arabische taal waarin de lessen van Al-Shabaab werden gegeven. Eiser is het Arabisch niet machtig en heeft de inhoud van de lessen daarom niet volledig begrepen. Eiser kan niet voorzien welke verklaringen verweerder in dit kader van belang acht. Ook is ten onrechte aan hem tegengeworpen dat hij nadat hij is benaderd door Al-Shabaab in de winkel van zijn moeder is blijven werken en zich daarmee in het openbaar heeft begeven. De winkel en het woonhuis van zijn moeder zijn één ruimte. En eisers gedragingen zijn veroorzaakt door angst. Verder heeft verweerder ten onrechte voorwaarde c van artikel 31, zesde lid, van de Vw [3] tegengeworpen. Verweerder moet ten aanzien van bevreemdingwekkende verklaringen toetsen aan beschikbare of aangevoerde landeninformatie die moet worden toegespitst op eisers individuele relaas. Verweerder heeft te weinig onderzoek gedaan naar de onveilige situatie voor eiser bij terugkeer naar Somalië. Er zijn geen veilige adequate terugkeermogelijkheden voorhanden. In dit kader verwijst eiser naar het ambtsbericht Somalië, [4] het rapport van de EUAA, [5] artikel 3 van het EVRM, [6] artikel 15 sub c van de Kwalificatierichtlijn en artikel 3 van het IVRK. [7] Eiser beroept zich tot slot op het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het referentiekader en de geloofwaardigheid
4. Hoewel het referentiekader niet expliciet is vermeld in het bestreden besluit, wordt eiser niet gevolgd in zijn standpunt dat verweerder onvoldoende kenbaar rekening heeft gehouden met eisers referentiekader. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat de vragen in begrijpelijke taal aan eiser zijn gesteld en dat de vragen zijn verduidelijkt waar nodig. Hiermee is voldoende rekening gehouden met eisers minderjarige leeftijd. Ondanks eisers minderjarige leeftijd heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser slechts summiere verklaringen heeft afgelegd. Zo weet eiser weinig tot niets te vertellen over de inhoud van de lessen van Al-Shabaab die hij voor een periode van twee weken dagelijks heeft moeten volgen. Verder heeft eiser verklaard dat hij les kreeg over de jihad, maar kan hij daarover verder niets verklaren. Ook kreeg eiser naar eigen zeggen iedere dag les over de ideologie van Al-Shabaab, maar heeft hij alleen weten te verklaren dat Al-Shabaab de Sharia wil invoeren. Verdere uitleg daarover heeft eiser niet kunnen geven. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser zelf heeft verklaard dat hij praktiserend moslim is en dagelijks de moskee bezoekt. Verweerder heeft in dit verband niet ten onrechte overwogen dat meer van eisers verklaringen verwacht had mogen worden als praktiserend moslim. Eiser heeft verder niet toegelicht welke specifieke verklaringen niet aan hem kunnen worden tegengeworpen gelet op zijn referentiekader. De niet nader onderbouwde stelling dat het referentiekader expliciet dient te worden vermeld in het bestreden besluit wordt dan ook niet gevolgd.
5. Verweerder heeft voorts kunnen overwegen dat niet wordt ingezien dat Al-Shabaab eiser gedurende twee weken slechts les zou hebben geven in een taal die voor hem onbegrijpelijk is en dat verwacht mag worden dat eiser dit tijdens het nader gehoor of in de correcties en aanvullingen zou benoemen. Dit heeft hij niet gedaan. Het ligt op de weg van eiser om zijn verklaringen aannemelijk te maken. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank daarom niet ten onrechte geen aanvullende vragen gesteld over de Arabische taal van de lessen van Al-Shabaab. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser ongerijmd heeft verklaard over zijn houding tegenover Al-Shabaab, doordat eiser enerzijds heeft verklaard dat hij vanwege zijn angst en shock zonder weerwoord heeft ingestemd om zich bij Al-Shabaab aan te sluiten, en anderzijds spontaan is ingegaan tegen Al-Shabaab toen het ging om hun zelfmoordaanslagen. Ook heeft verweerder kunnen overwegen dat het niet aannemelijk is dat eiser op de door hem verklaarde wijze uit de Al-Shabaab basis heeft kunnen ontsnappen. Hierbij heeft verweerder terecht tegengeworpen dat het zeer onwaarschijnlijk is dat alle bewakers zich met één zieke jongen bezighielden, waardoor eiser heeft kunnen ontsnappen uit de streng bewaakte basis van Al-Shabaab. De stelling van eiser dat het aan verweerder is om bevreemdingwekkende verklaringen aan beschikbare of aangevoerde landeninformatie te toetsen en toe te spitsen op eisers individuele relaas leidt niet tot een ander oordeel.
De onveilige situatie bij terugkeer naar Somalië
6. Om te kunnen spreken van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn moet sprake zijn van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Volgens vaste jurisprudentie is hiervan slechts sprake in ‘the most extreme cases of general violence’. In het landengeboden beleid van verweerder is opgenomen dat in Somalië in het algemeen of in bepaalde gebieden geen sprake is van een dergelijke situatie. Verder is in paragraaf C2/30.4.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc) opgenomen dat gebieden in Somalië waar Al-Shabaab aan de macht is of het gebied controleert, de mensenrechtensituatie zodanig is dat voor iedere terugkeerder een reëel risico bestaat op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw. Voor [plaats] heeft verweerder bepaald dat sprake is van een 15c-situatie in de laagste gradatie. Verweerder heeft aan de hand van het meest recente ambtsbericht van Somalië voldoende gemotiveerd dat [plaats] niet onder controle staat van Al-Shabaab. Dit geldt ook voor de overweging van verweerder dat de gedwongen rekruteringen van Al-Shabaab in de loop der jaren uit [plaats] zijn weggeëbd.
7. Eiser heeft met zijn overgelegde stukken niet aannemelijk gemaakt dat er in [plaats] sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Met het geven van een indicatie dat de situatie in [plaats] en de invloed van Al-Shabaab onzeker is, wordt de lat van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn niet gehaald. De rechtbank ziet in de door eiser aangehaalde informatie onvoldoende reden om aan te nemen dat de algemene veiligheidssituatie in Somalië wezenlijk anders is dan in het landgebonden beleid van verweerder is vastgelegd. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij wegens individuele factoren een verhoogd risico loopt op ernstige schade vanwege dit willekeurige geweld. Ook het beroep van eiser op artikel 3 van het IVRK leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dan wel geconcretiseerd op welke wijze uit dit artikel volgt dat het aan verweerder is om nader onderzoek te doen naar veilige adequate terugkeermogelijkheden. Voor zover eiser een beroep heeft gedaan op het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen stelt de rechtbank vast dat verweerder nog geen beslissing heeft genomen op de ambtshalve toets om aan eiser een buitenschuldvergunning te verlenen en dat DT&V nog gaat onderzoeken of eiser adequate opvang heeft in Somalië.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 juni 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Richtlijn 2011/95/EU.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Algemeen Ambtsbericht Somalië 2025.
5.Country Guidance: Somalia, Common analysis and guidance note, Augustus 2023 van de European Union Agency for Asylum.
6.Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
7.Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind.