ECLI:NL:RBDHA:2025:13043
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van een minderjarige Somaliër en de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn verklaringen door de rechtbank
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige Somaliër, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De eiser, geboren in 2005, had zijn aanvraag ingediend op 6 maart 2022, maar deze was door de Minister van Asiel en Migratie op 9 mei 2023 afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Roermond, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. C.L.J.M. Wilhelmus, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. I.A.G. Lodders.
De rechtbank concludeerde dat de verweerder de eiser zorgvuldig had gehoord, maar dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaringen van de eiser niet voldoende was. De eiser had verklaard dat hij bedreigd was door Al-Shabaab, maar de rechtbank oordeelde dat de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen niet verschoonbaar waren, ook niet gezien zijn minderjarigheid. De rechtbank stelde vast dat de dood van de vader van de eiser door Al-Shabaab relevant was voor de beoordeling van het risico op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië, maar dat de verweerder dit niet voldoende had meegewogen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de actuele situatie en de risico's voor de eiser bij terugkeer naar Somalië opnieuw moeten worden beoordeeld. De rechtbank wees ook proceskosten toe aan de eiser, die op € 1.814,- werden vastgesteld.