ECLI:NL:RBDHA:2025:12235
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor medische behandeling en evenredigheidsbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.N. Lammers, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 8 oktober 2024. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij de beroepsgronden van eiser heeft beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag niet onevenredig is en dat de minister zich op het standpunt heeft gesteld dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde op basis van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft in het verleden een asielaanvraag ingediend die is afgewezen, en zijn eerdere aanvragen voor een verblijfsvergunning zijn ook afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de evenredigheid van het besluit tot afwijzing van de aanvraag heeft getoetst en dat het besluit om geen verblijfsvergunning te verlenen niet onevenredig is, ondanks het feit dat eiser tijdelijk in Nederland verblijft op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister niet verplicht was om eiser te horen in de bezwaarprocedure, omdat de gronden van eiser vergelijkbaar zijn met die in de vorige procedure. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag in stand gehouden en het beroep ongegrond verklaard.