ECLI:NL:RBDHA:2025:1212

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
NL24.26054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Somalische eiser afgewezen wegens gebrek aan reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 29 januari 2025 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Somalische eiser. De eiser, geboren in 2006, heeft op 4 augustus 2020 een asielaanvraag ingediend, die op 16 september 2021 door de minister van Asiel en Migratie werd afgewezen. De rechtbank heeft eerder, op 29 juli 2022, het beroep van de eiser tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 juni 2024 deze uitspraak vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit van 29 mei 2024 werd de asielaanvraag opnieuw afgewezen, maar werd aan de eiser wel een reguliere verblijfsvergunning verleend op tijdelijke humanitaire gronden.

De rechtbank heeft in deze procedure beoordeeld of zij bevoegd was om het beroep van de eiser in behandeling te nemen, ondanks het lopende hoger beroep. De rechtbank heeft besloten het beroep inhoudelijk te behandelen en heeft op 5 december 2024 de zaak behandeld. De eiser heeft aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Somalië het risico loopt op ernstige schade door de terroristische organisatie Al-Shabaab, die hem eerder heeft bedreigd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade, en dat de problemen die hij heeft ervaren niet voldoende zijn om hem internationale bescherming te bieden.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag van de eiser terecht is afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan de eerdere uitspraak van de Afdeling, die heeft geoordeeld dat de eiser geen reëel risico loopt bij vestiging in Mogadishu, waar hij eerder kort heeft verbleven. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26054

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.C.W. van der Zanden),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop en bevoegdheid rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2006 en de Somalische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 4 augustus 2020 een asielaanvraag ingediend. Op 16 september 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen.
2. Bij uitspraak van 29 juli 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, het door eiser ingestelde beroep tegen dat besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover daarbij geen reguliere verblijfsvergunning is verleend, en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. [1] De rechtbank heeft eisers gronden gericht tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag niet gevolgd. Tegen deze uitspraak heeft eiser hoger beroep bij de Afdeling [2] ingesteld.
3. Bij besluit van 29 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder ter uitvoering van de opdracht van de rechtbank opnieuw beslist, daarbij aan eiser een reguliere verblijfsvergunning toegekend onder de beperking ‘tijdelijke humanitaire gronden’ en eisers asielaanvraag opnieuw afgewezen. [3]
4. Vanwege het op dat moment nog lopende hoger beroep is tegen het bestreden besluit, gelet op artikel 6:19, eerste lid, in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, [4] beroep van rechtswege ontstaan. Verweerder had om die reden het bestreden besluit moeten toezenden aan de Afdeling, zodat zij het bestreden besluit kon betrekken bij haar beoordeling. Verweerder heeft dat niet gedaan.
5. Op 3 juni 2024 heeft de Afdeling, zonder daarbij op de hoogte te zijn van het bestreden besluit, het door eiser ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de rechtbankuitspraak van 29 juli 2022 vernietigd, en bepaald dat verweerder een nieuw besluit op de aanvraag dient te nemen. [5] De Afdeling heeft in haar uitspraak onder meer overwogen dat eiser niet in aanmerking komt voor internationale bescherming en dat verweerder de asielaanvraag terecht heeft afgewezen, maar dat de rechtbank aan verweerder ten onrechte alleen de mogelijkheid van een reguliere verblijfsvergunning heeft gelaten, terwijl het in de situatie van eiser aan verweerder is om duidelijkheid te verschaffen over de verblijfsstatus van eiser.
6. Op 25 juni 2024 heeft de gemachtigde van eiser tegen het bestreden besluit, ondanks het beroep van rechtswege, een beroepschrift bij de rechtbank ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en zich daarin op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit in lijn is met de uitspraak van de Afdeling op het hoger beroep.
7. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
9. Voordat zij aan een inhoudelijke beoordeling toekomt, staat de rechtbank voor de vraag of zij bevoegd is. In beginsel moet de rechtbank het beroep dat bij haar is ingediend doorzenden naar de Afdeling, ook al heeft de Afdeling al op het hoger beroep beslist. Dit volgt uit artikel 6:19, vierde lid, in combinatie met artikel 6:15, eerste lid, van de Awb. Gelet op het tijdsverloop sinds de uitspraak van de Afdeling, de mogelijkheid van verwijzing van artikel 6:19 lid 5 van de Awb en na kennis te hebben genomen van de inhoud van de zaak, is de rechtbank echter van oordeel dat de proceseconomie in deze fase het meest is gediend bij een verdere behandeling door de rechtbank. De rechtbank acht zich daarom bevoegd en beoordeelt het beroep inhoudelijk. Eiser ondervindt hiervan geen nadeel.
10. Ter zitting is aan partijen meegedeeld dat uitspraak zou worden gedaan op 16 januari 2025. De rechtbank heeft de uitspraak verlengd tot vandaag.

Beoordeling van het beroep

11. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is in zijn geboortedorp [dorp] in Somalië tweemaal benaderd door mannelijke leden van de terroristische organisatie Al-Shabaab. De eerste keer kreeg hij bedenktijd, waarna hij een week in huis verbleef in de hoop dat de mannen hem zouden vergeten. Bij de tweede confrontatie werd eiser mishandeld, omdat hij niets van zich had laten horen. Naar aanleiding hiervan heeft eisers moeder geregeld dat hij dezelfde avond het land kon verlaten. Na eisers vertrek is Al-Shabaab het huis van zijn familie binnengevallen, waarna zijn familie is gevlucht en is ondergedoken in Mogadishu. Eiser vreest bij terugkeer naar Somalië te worden vermoord door Al-Shabaab.
12. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Ook acht verweerder de problemen van eiser met Al-Shabaab geloofwaardig, maar stelt zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt bij terugkeer naar Somalië een reëel risico te lopen op ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
13. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. Ten onrechte verwijst verweerder in het bestreden besluit naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 29 juli 2022, nu de Afdeling deze uitspraak op 3 juni 2024 heeft vernietigd en verweerder heeft opgedragen een nieuw besluit te nemen. Voorts is de door hem gestelde discriminatie, vanwege de clan waartoe hij behoort, en de problemen die hij daardoor heeft ondervonden ten onrechte niet als relevant element aangemerkt. De problemen worden afgedaan als beperkt, terwijl eiser deze discriminatie als zeer ernstig heeft ervaren en hij zich als kind hieraan niet kon onttrekken. Ten onrechte is daarbij geen rekening gehouden met eisers leeftijd; hij was pas dertien jaar oud toen hij Somalië ontvluchtte vanwege de dreigende rekrutering door Al-Shabaab. Voorts heeft verweerder niet onderkend dat de ouders van eiser in de negatieve aandacht staan van Al-Shabaab, omdat zij eerder hun dochter hebben geholpen te ontkomen aan een gedwongen huwelijk met een lid van Al-Shabaab. Verweerder heeft onvoldoende gewicht toegekend aan de voortdurende bedreigingen en repressie door Al-Shabaab jegens zijn familie. Na vertrek van eiser is het gezin gevlucht naar Mogadishu. Dat betekent echter niet dat Mogadishu als binnenlands beschermingsalternatief kan worden aangemerkt voor eiser. Eiser heeft slechts vier dagen in Mogadishu verbleven in afwachting van zijn vlucht en zijn ouders kunnen hem niet opvangen in Mogadishu. Al-Shabaab heeft tevens de feitelijke macht en een dusdanig netwerk in Mogadishu. Wanneer eiser moet terugkeren naar Somalië loopt hij het risico op ernstige schade en een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. [6]
14. Ter zitting heeft eiser daaraan toegevoegd dat zijn ouders uit elkaar en niet meer in beeld zijn. Eiser is door zijn verblijf in Griekenland en nu in Nederland herkenbaar verwesterd. Hij is nu gewend om in vrijheid te kunnen spreken en is zich bewust geworden van de discriminatie die hij in Somalië heeft ervaren.
De rechtbank oordeelt als volgt.
15. In de uitspraak van 29 juli 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de geloofwaardig geachte problemen met Al-Shabaab niet maken dat eiser bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid en onder b, van de Vw. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen reëel risico loopt bij vestiging in Mogadishu, mede gelet op zijn eerdere verblijf aldaar. Dit oordeel is door de Afdeling in hoger beroep bevestigd. De rechtbank neemt het door de Afdeling bevestigde oordeel van de rechtbank over de beoordeling van het asielrelaas door verweerder tot uitgangspunt. In de onderhavige procedure heeft eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 83 van de Vw naar voren gebracht. Eiser heeft evenmin aanvullende verklaringen of stukken overgelegd die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De beroepsgronden zoals weergegeven onder 13 reeds beoordeeld. Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan dat zij, zittingsplaats Roermond, eerder heeft gedaan.
16. Ten aanzien van de stelling van eiser dat zijn ouders uit elkaar en niet meer in beeld zijn, overweegt de rechtbank dat eiser inmiddels meerderjarig is. De rechtbank wijst verder op de uitspraken van de Afdeling van 29 maart 2024 [7] en 16 maart 2023. [8] In deze uitspraken heeft de Afdeling geoordeeld dat een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM zich in algemene zin niet voordoet bij vestiging in Mogadishu. Daarnaast heeft de Afdeling bevestigd dat verweerder eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij eerder, zij het kort, in Mogadishu heeft verbleven. Eiser heeft in de huidige procedure niet aannemelijk gemaakt dat hij in Mogadishu op individuele gronden een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Evenmin heeft eiser onderbouwd dat hij, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, niet in staat zou zijn om zelfstandig in zijn bestaansmiddelen te voorzien of zich staande te houden in Mogadishu, ook in afwezigheid van zijn ouders.
17. De rechtbank begrijpt de beroepsgrond die ziet op de verwestering van eiser dat eiser door het tijdsverloop sinds de eerdere rechtbankuitspraak nog verder is verwesterd. Eiser verblijft gelet op zijn Eurodac-registratie in 2019 in Griekenland weliswaar al geruime tijd buiten Somalië en voorstelbaar is dat eiser in Nederland gewend is geraakt aan het in vrijheid kunnen spreken. Verweerder heeft echter daartegenover kunnen stellen dat eiser opnieuw naar de maatstaven van de maatschappij in zijn land van herkomst zou kunnen vormen. Eiser heeft niet nader onderbouwd of geconcretiseerd in de zienswijze op welke manier hij verwesterd zou zijn en waarom hij hierdoor risico zou lopen op vervolging of onmenselijke behandeling.
18. Eisers asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 januari 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens
bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag
waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Algemene wet bestuursrecht.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.ECLI:NL:RVS:2024:1328, r.o. 4.1-4.3.