ECLI:NL:RBDHA:2025:11828

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
NL25.7040
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, is het beroep van eisers gegrond verklaard. Eisers, die gezamenlijk optraden, hadden eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank had in een eerdere procedure bepaald dat de minister binnen acht weken een besluit moest nemen en bij overschrijding van deze termijn een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen, met een maximum van € 7.500,-. In deze zaak ging het om een tweede beroep omdat de minister niet tijdig had beslist op de aanvraag van 17 juli 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, waardoor zij geen griffierecht hoefden te betalen. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en vastgesteld dat de minister binnen vier weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is zij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. De proceskosten van eisers zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7040

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,
mede namens haar kinderen:

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In een eerdere procedure (NL24.8413) heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard. De minister moest binnen een termijn van acht weken alsnog een besluit nemen op de aanvraag. Daarbij heeft de rechtbank ook bepaald dat als de minister niet op tijd een besluit neemt, zij een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
2. Deze uitspraak gaat over het tweede beroep dat eisers hebben ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag van 17 juli 2023 tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf.
3. Eisers hebben gevraagd om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.
4. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
5. Voorafgaand aan het instellen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen moeten eisers de minister door middel van een ingebrekestelling laten weten dat zij binnen twee weken alsnog op de aanvraag moet beslissen. [2] Bij een tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen op dezelfde aanvraag is een nieuwe ingebrekestelling niet nodig. [3]
6. In de uitspraak van 19 juli 2024 heeft de rechtbank de minister opgedragen om binnen acht weken alsnog een beslissing op de aanvraag te nemen. De minister heeft dit niet gedaan.
7. Het beroep is ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
8. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in de uitspraak van 17 maart 2023 [4] geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval [5] , en hier rekening mee dient te worden gehouden bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn. De Afdeling [6] vindt de beslistermijnen die de rechtbank in de uitspraak van 17 maart 2023 aan de verschillende fasen in de besluitvorming verbindt redelijk. [7] Dit oordeel heeft de Afdeling in de uitspraak van 21 mei 2025 [8] nogmaals bevestigd.
9. Op 25 juni 2025 heeft de minister een verweerschrift ingediend. De minister heeft op 23 juni 2025 herstelverzuim geboden. Daarnaast is de minister voornemens om nader onderzoek, mogelijk in de vorm van een gehoor, te verrichten. De rechtbank stelt vast dat het dossier nog niet compleet is, omdat de minister in afwachting is van een reactie op de herstelverzuimbrief. Dit betekent dat de minister in principe binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Echter, gelet op de beslistermijn van acht weken die de rechtbank in een eerdere procedure heeft opgelegd en het tijdsverloop sindsdien, bepaalt de rechtbank dat de minister binnen vier weken een beslissing op de aanvraag moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
10. Eisers hebben gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, zij een dwangsom van
€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [9]

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister binnen
vier weken een besluit moet nemen op de aanvraag. Doet de minister dat niet, dan is zij aan eisers een dwangsom verschuldigd.
12. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [10]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken.
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, aanhef en onder b, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:673.
5.Als bedoeld in artikel 8:55d van de Awb.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.
10.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.