ECLI:NL:RBDHA:2025:11733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
24/7432, 24/7476 en 24/7480
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen hoogte tegemoetkoming kinderopvangtoeslag voor kinderen van gedupeerden in toeslagenaffaire

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2025, worden de beroepen van eisers, kinderen van gedupeerden in de toeslagenaffaire, behandeld. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de tegemoetkoming die zij hebben ontvangen in het kader van de kindregeling. De rechtbank oordeelt dat de tegemoetkoming, die door de Dienst Toeslagen is vastgesteld op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), niet voldoende is om de geleden schade te dekken. Eisers voeren aan dat de tegemoetkoming niet in verhouding staat tot de schade die zij hebben geleden en doen een beroep op de hardheidsclausule van artikel 9.1 van de Wht. De rechtbank stelt vast dat de kindregeling is ontworpen om een vaste financiële tegemoetkoming te bieden, ongeacht de duur van het geleden leed. De rechtbank concludeert dat de tegemoetkoming in overeenstemming is met de wet en dat er geen ruimte is voor afwijkingen op basis van de hardheidsclausule. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om schadevergoeding af. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen en de hoogte van de tegemoetkoming als juist wordt beschouwd. De rechtbank benadrukt dat de compensatie die de gedupeerden ontvangen bedoeld is voor het hele gezin en dat kinderen niet zelfstandig een verzoek om schadevergoeding kunnen indienen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/7432, SGR 24/7476 en SGR 24/7480

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

[eiseres 1], uit [woonplaats] , eiseres
[eiseres 2], uit [woonplaats] , eiseres, samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de hoogte van de tegemoetkoming die zij als kind van een gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag hebben ontvangen.
1.1.
Verweerder heeft met de primaire besluiten van 17 mei 2023 aan eisers een tegemoetkoming toegekend in het kader van de kindregeling. Met de bestreden besluiten van 9 juli 2024 is verweerder bij die besluiten gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Omdat partijen toestemming hebben gegeven de zaak op de stukken af te doen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaken niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaan deze zaken over?
2. Eisers zijn kind van een gedupeerde ouder van de toeslagenaffaire. In dat kader heeft verweerder in het primaire besluit ambtshalve bepaald dat eisers op basis van de kindregeling in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming van € 6.000,- dan wel € 4.000,- . Dit zijn de bedragen die volgen uit artikel 2.12, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers vinden de tegemoetkoming te laag. Zij voeren aan dat de tegemoetkoming de schade die zij hebben geleden als gevolg van de toeslagenaffaire niet dekt. Eisers doen een beroep op de hardheidsclausule van artikel 9.1 van de Wht, die volgens eisers de mogelijkheid biedt om af te wijken van de in artikel 2.12 van de Wht vastgestelde bedragen. Eisers eisen daarnaast een immateriële schadevergoeding. Verder wijzen zij erop dat de bezwaarfase met de hoorzitting inhoudloos is geworden, omdat verweerder zich op het standpunt stelt dat niet kan worden afgeweken van de bedragen van de tegemoetkoming. Eisers verzoeken om overlegging van hun persoonlijke dossiers en die van hun ouder.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt de toekenning van de tegemoetkoming die eisers op grond van de kindregeling hebben ontvangen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Hoogte van de tegemoetkoming
6. Zoals de rechtbank eerder heeft overwogen, [1] is de kindregeling tot stand gekomen op basis van een gedegen proces van dialoog, reflectie en analyse met kinderen en jongeren. [2] Er is gekozen voor een vaste financiële tegemoetkoming, ongeacht de duur van het geleden leed en de omvang van de financiële benadeling van de ouders. Alle kinderen en jongeren die in hetzelfde leeftijdscohort vallen, krijgen een even grote tegemoetkoming. [3] De kindregeling wordt verder geflankeerd door breed ondersteunend beleid voor de kinderen en jongeren. [4]
7. Op grond van artikel 2.10 van de Wht komt een kind van een gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag in aanmerking voor een tegemoetkoming in de zin van artikel 2.12 van de Wht. In artikel 2.12 van de Wht staat de hoogte van het uit te keren bedrag. De leeftijd van eisers op 1 juli 2023 is bepalend voor de hoogte van de tegemoetkoming. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de tegemoetkoming van eisers in overeenstemming met artikel 2.12, eerste lid, van de Wht vastgesteld. Op 1 juli 2023 waren eisers respectievelijk 13, 10 en 6 jaar oud.
8. Zoals de rechtbank ook eerder heeft overwogen is artikel 2.12 van de Wht dwingend geformuleerd. De tekst van de bepaling laat geen ruimte om in bijzondere gevallen een uitzondering te maken. In de memorie van toelichting (MvT) bij de Wht is toegelicht dat het kabinet met de kindregeling kinderen een steun in de rug wil geven voor een nieuwe start. [5] De wetgever heeft in de MvT uitdrukkelijk overwogen dat de kindregeling niet bedoeld is om schade van de kinderen te compenseren, maar als een tegemoetkoming. Nu de wetgever met de situatie van eisers voor ogen een uitdrukkelijke keuze heeft gemaakt om bij de kindregeling de door de kinderen geleden schade niet te betrekken, is voor een afwijking van deze wettelijke bepaling, zoals door eisers wordt beoogd, geen plaats. [6] De verwijzing door eisers naar een brief van de Kinderombudsman en de Nationale Ombudsman van 26 januari 2023 en de reactie daarop van de Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2023, maakt dit niet anders.
9. De verwijzing door eisers naar uitspraken van de rechtbank Amsterdam en de rechtbank Noord-Nederland [7] slaagt niet. Deze twee uitspraken zijn namelijk niet vergelijkbaar met de situatie van eisers, omdat die uitspraken gaan over het overnemen van schulden en niet over de tegemoetkoming in het kader van de kindregeling.
10. Het beroep van eisers op de hardheidsclausule van artikel 9.1 van de Wht slaagt evenmin. In artikel 9.1, eerste lid, van de Wht is opgesomd van welke artikelen kan worden afgeweken. In dat artikel wordt artikel 2.12 van de Wht niet uitdrukkelijk genoemd. Verweerder kan dus niet op grond van de hardheidsclausule afwijken van de genoemde bedragen in artikel 2.12 van de Wht. Dit betekent dat ook de hardheidsclausule geen mogelijkheid biedt om een hogere tegemoetkoming toe te kennen.
11. Eisers hebben aangevoerd dat geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden in de bezwaarfase. De rechtbank overweegt dat eisers reeds de voor hun leeftijd maximale tegemoetkoming hebben ontvangen. In zaken als deze, waarin wordt opgekomen tegen de hoogte van een wettelijk gefixeerde tegemoetkoming, is het onvermijdelijk dat de discussie in bezwaar een beperkter bereik heeft. Verweerder heeft eisers de gelegenheid geboden om te worden gehoord en is in de bestreden besluiten gemotiveerd ingegaan op de bezwaargronden. Van vooringenomenheid aan de zijde van verweerder is niet gebleken.
12. Eisers voeren verder nog aan dat verweerder hun persoonlijke dossiers en die van de ouder had moeten overleggen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eisers graag over hun persoonlijke dossier en die van hun ouder bij Dienst Toeslagen willen beschikken, moet verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:42 van de Awb in deze procedure slechts de op de zaak betrekking hebbende stukken overleggen die ten grondslag hebben gelegen aan het bestreden besluit. Voor de beoordeling of verweerder de hoogte van de tegemoetkoming juist heeft vastgesteld, heeft de rechtbank het persoonlijke dossier niet nodig. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle op de zaak betrekking hebbende stukken door verweerder overgelegd. De persoonlijke dossiers van eisers of hun ouder vallen daar niet onder.
Verzoek om schadevergoeding
13. Eisers verzoeken naast vergoeding van de geleden materiële schade ook om vergoeding van immateriële schade. Zij verzoeken om een immateriële schadevergoeding van € 130,- per dag vanaf het moment dat de kinderopvangtoeslag voor de eerste keer naar beneden is gesteld totdat tot volledig herstel is gekomen. Voor zover eisers hiermee verzoeken om een schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), oordeelt de rechtbank als volgt.
14. De rechtbank stelt vast dat op 1 juli 2013 de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Wns) in werking is getreden. Op grond van artikel V van de Wns is titel 8.4 van de Awb niet van toepassing op schade veroorzaakt door besluiten of andere handelingen van verweerder. Dit betekent dat op een tot de bestuursrechter gericht verzoek om verweerder tot schadevergoeding te veroordelen, titel 8.4 van de Awb, en daarmee artikel 8:88 van de Awb niet van toepassing zijn, maar het recht zoals dat gold voor 1 juli 2013. Het oude recht geeft de bestuursrechter geen bevoegdheid om een rechtspersoon te veroordelen tot vergoeding van de schade die is veroorzaakt door een besluit waartegen het beroep – zoals in dit geval – niet gegrond is verklaard. Ook biedt het oude recht de bestuursrechter niet de bevoegdheid om een rechtspersoon te veroordelen tot vergoeding van schade veroorzaakt door een of meer andere besluiten dan het besluit waartegen – in de procedure waarin het verzoek om schadevergoeding is ingediend – beroep is gesteld. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek om schadevergoeding zal afwijzen.
15. De rechtbank overweegt tot slot dat de compensatie die de gedupeerde ouder ontvangt is bedoeld ter compensatie voor het hele gezin. Als de aan de ouder verstrekte compensatie niet dekkend is voor de werkelijk geleden schade van het gezien, kan de gedupeerde ouder namens het gezin een aanvraag indienen bij de CWS en daar de daadwerkelijk geleden schade van eisers vorderen. Kinderen kunnen echter niet zelfstandig een verzoek doen voor vergoeding van de door hen geleden schade. Zij kunnen wel bij de gemeente terecht voor hulpverlening. Uit artikel 2.21 van de Wht volgt dat kinderen brede ondersteuning kunnen krijgen van de gemeente op de leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg.

Conclusie en gevolgen

16. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en verweerder de hoogte van de tegemoetkoming juist heeft vastgesteld. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten. De verzoeken om schadevergoeding worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2025
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag van 2 mei 2024 in zaak nr. SGR 23/5291, ECLI:NL:RBDHA:2024:6402 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/).
2.Aanbevelingen; Aanpak Kindregeling Aanpak Kindregeling «Leven op de rit» (https://herstel.toeslagen.nl/wp-content/uploads/2022/10/kindregeling_advies_levenopderit_2021.06.09.pdf) vanuit gedupeerde kinderen en jongeren (bijlage bij
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4044 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/), en van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/).
7.Uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5311 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/), en van de rechtbank Noord-Nederland van 20 augustus 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:3247 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/).