Uitspraak
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking op het op 28 december 2023 ingekomen verzoek van:
[de vrouw] ,
[de man] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van 11 januari 2024, met bijlage, van de vrouw;
- het verweerschrift tevens inhoudende zelfstandige verzoeken van 13 maart 2024 van de man;
- het verweer tegen de zelfstandige verzoeken tevens inhoudende vermeerdering van de verzoeken van 8 mei 2024 van de vrouw;
- het verweerschrift tegen de aanvullende verzoeken tevens inhoudende vermeerdering van de zelfstandige verzoeken van 22 juli 2024 van de man;
- het F9-formulier van 29 november 2024 van de vrouw;
- de brief van 28 april 2025, met bijlagen, inhoudende gewijzigde verzoeken van de man;
- de brief van 28 april 2025, met bijlagen, inhoudende gewijzigde verzoeken van de vrouw.
Feiten
- De man en de vrouw zijn gehuwd op [datum] 2004 te [plaats] .
- Zij zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, samengevat inhoudende dat tussen de echtgenoten geen enkele gemeenschap van goederen bestaat. De huwelijkse voorwaarden bevatten een finaal verrekenbeding bij echtscheiding.
- De man en de vrouw zijn de ouders van de nu jong-meerderjarige [naam 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] , en de meerderjarige [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2004 te [geboorteplaats] .
- Deze rechtbank heeft op 16 januari 2024 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang inhoudende dat:
Verzoek en verweer
Beoordeling
Echtscheiding
Indien het vermogen van één der echtgenoten negatief is, wordt door de andere echtgenoot, dan wel diens erfgenamen, uitgekeerd een som of waarde ter grootte van de helft van zijn/haar voor verrekening in aanmerking komende (positieve) vermogen.’
Binnen zes maanden na de ontbinding van het huwelijk zullen partijen elkaar een volledige opgave verstrekken van de wederzijds in de vermogensvergelijking en afrekening te betrekken vermogens, desgevorderd in de vorm van een beëdigde notariële boedelbeschrijving.’ Daarom verzoekt de vrouw te bepalen dat partijen binnen zes maanden na de ontbinding van hun huwelijk aan een door partijen in onderling overleg te kiezen notaris opdracht geven tot een notariële boedelbeschrijving over te gaan.
De bedoelde geldlening is verstrekt om het pand aan de [adres 2] [postcode] te [plaats] te kopen’ en uit artikel 8 volgt dat de man en de vrouw hoofdelijk aansprakelijk waren voor het geheel van de lening. Uit dit samenstel van handelingen kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat het vanaf de aankoop van [adres 1] tot het opstellen van de concept-koopovereenkomst voor [adres 2] de bedoeling van partijen was dat [adres 2] door hen samen als kopers zou worden gekocht en gefinancierd. Partijen hebben echter op andere wijze uitvoering gegeven aan deze afspraken. Uit de akte van levering blijkt immers dat het appartementsrecht op 7 augustus 2019 alleen aan de vrouw is geleverd. De rechtbank acht het gelet op de aanzienlijke belastingschuld op naam van de man aannemelijk dat partijen er vanwege die belastingschuld uiteindelijk voor hebben gekozen om [adres 2] alleen aan de vrouw te laten verkopen en leveren. Uit het schuldoverzicht van de Belastingdienst (productie 11 van de man) blijkt dat de schuld in 2018 al in totaal € 159.853,- bedroeg. Dat de uiteindelijk gekozen wijze van aankoop en levering van de woning te maken had met de belastingschuld van de man en de mogelijke bescherming tegen de Belastingdienst als schuldeiser is voor de rechtbank voldoende komen vast te staan. Hoewel de vrouw betwist dat dit de bedoeling was van partijen, heeft zij het standpunt van de man onvoldoende gemotiveerd weersproken, terwijl zij zelf geen andere aannemelijke reden voor deze wijze van aankoop en levering heeft gegeven. De rechtbank is verder van oordeel dat door deze handeling niet is afgeweken van de eerdere bedoeling van partijen, dat zij samen de lasten en de lusten van [adres 2] zouden dragen. De rechtbank heeft hierbij ook de volgende omstandigheden betrokken, die er op wijzen dat de bedoeling van partijen niet is gewijzigd. Partijen zijn de eerste overeenkomst van geldlening (met [bedrijfsnaam 3] B.V.) samen als schuldenaar aangegaan. De man was op het moment van levering van [adres 2] aan de vrouw dus hoofdelijk aansprakelijk voor de lening aangegaan ter financiering van dit pand. Bij de herfinanciering door dhr. [naam 4] is ook eerst een hypotheekakte gesloten waarbij de vrouw en de man als schuldenaar worden aangemerkt voor het geleende bedrag van € 360.000,-. Dit volgt uit de op 30 juli 2021 gesloten hypotheekakte die door de vrouw als productie 14 is overgelegd. De lasten – betaling van de lening en de rente – kwamen dus in ieder geval tot het daarna opnieuw afsluiten van de leningsovereenkomst door de vrouw nog steeds mede voor rekening van de man. Niet is betwist dat de financiering en de herfinanciering is geregeld via het netwerk van de man. Verder gaat de rechtbank ervan uit dat [adres 1] en [adres 2] als een geheel de woning voor het gezin vormden en zo werden gebruikt, en nu ook zo worden gebruikt. Hoewel de vrouw tijdens de zitting heeft gesteld dat [adres 2] alle benodigde voorzieningen heeft en dus apart bewoonbaar is, is de rechtbank gebleken dat de vrouw eerder een ander standpunt heeft ingenomen. In het verzoekschrift voorlopige voorzieningen onder randnummer 10 staat:
‘(…) namelijk op de 2de etage van de aanpandige privéwoning van de vrouw aan het adres [adres 2] , waar ook de dochter van partijen op de 1ste verdieping haar slaapkamer heeft. Deze woning beschikt echter niet over eigen faciliteiten, zoals een badkamer en een keuken, waardoor er in onderling overleg afspraken zijn gemaakt over op welke momenten en tijdstippen de man hiertoe toegang tot de echtelijke woning heeft.’ Dit staat lijnrecht tegenover wat de vrouw op de zitting in deze bodemprocedure heeft verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw gelet op de gemotiveerde betwisting door de man en haar eigen eerdere uitlatingen onvoldoende heeft onderbouwd dat [adres 1] en [adres 2] als twee gesplitste appartementen worden gebruikt. Bovendien wordt in de aangifte IB 2022 van de vrouw zowel huisnummer [adres 1] als huisnummer [adres 1] -A aangemerkt als hoofdverblijf. Dit duidt er op dat zowel [adres 1] als [adres 2] worden aangemerkt en gebruikt als één geheel. De rechtbank is van oordeel dat dit aansluit bij de bedoeling die partijen vanaf het begin af aan hebben gehad.
Ingeval het huwelijk wordt ontbonden door echtscheiding, dan wel wanneer tussen de echtgenoten scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, zal met betrekking tot de waarde van de eventueel in bezit van de verschijnende persoon sub 1 zijde aandelen in de besloten vennootschap [bedrijfsnaam 4] B.V. gevestigd te [vestigingsplaats] , dan wel aandelen in een besloten vennootschap die voor vorenbedoelde aandelen in de plaats zijn gekomen, de volgende verrekening gelden. Indien genoemde aandelen een waarde vertegenwoordigen van dertigduizend euro (€ 30.000,-) of meer zal verrekening tussen echtgenoten plaatsvinden; aan de man komt vijfenzestig procent (65%) van de waarde toe en aan de vrouw vijfendertig procent (35%). Indien genoemde aandelen een waarde vertegenwoordigen van minder dan dertigduizend euro (€ 30.000,-) vindt geen verrekening plaats.’
Ingeval van ontbinding van het huwelijk door echtscheiding, dan wel wanneer tussen de echtgenoten scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, zal de verrekening niet gelden ten aanzien van hetgeen door ieder der echtgenoten ten huwelijk is aangebracht casu quo ieder van hen bezat, dan wel datgene dat daarvoor krachtens zaaksvervanging in de plaats is getreden, alsmede hetgeen krachtens erfstelling, legaat, lastbevoordeling of schenking is of zal worden verkregen en de op die verkrijgingen drukkende schulden en de wegens die verkrijgingen geheven belastingen. De inkomsten uit bedoelde verkrijgingen en de renten van bedoelde schulden zullen eveneens niet in de verrekening worden betrokken.’ In artikel 3 lid 5 van de huwelijkse voorwaarden is opgenomen ‘
De schulden welke de echtgenoten bij de voltrekking van het huwelijk aanbrengen en die tijdens het bestaan van het huwelijk ten laste van een van hen komen, blijven ten laste komen van degene die de betreffende schuld(en) heeft aangebracht of is aangegaan’. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat schulden (door een van partijen aangegaan) van de verrekening zijn uitgezonderd. De rechtbank gaat dus voorbij aan het standpunt van de vrouw dat uit de huwelijkse voorwaarden volgt dat de rekening-courantschuld bij de verrekening buiten beschouwing moet blijven. De rekening-courantschuld is een privéschuld van de man bij zijn B.V., die valt onder het te verrekenen vermogen.
Beslissing
- de vrouw zal binnen één week na de beschikking drie onafhankelijke taxateurs, die nog niet eerder door een van partijen zijn geraadpleegd en die bereid en in staat zijn de grond te taxeren, voorstellen aan de man;
- de man kiest vervolgens binnen één week één van deze taxateurs;
- de vrouw verstrekt daarna binnen één week een opdracht tot taxatie;
- na ontvangst van het taxatierapport verstrekt de vrouw een kopie aan de man;
vermogensrechtelijke afwikkelingen de
proceskostenaan tot
1 september 2025 pro forma.