Uitspraak
RECHTBANK
1.[partij A sub 1] te [woonplaats 1] ,2. [partij A sub 2] te [woonplaats 1] ,
1.[partij B sub 1] te [woonplaats 2] ,2. [partij B sub 2] te [woonplaats 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling in conventie en reconventie
- i) de ramen in zijn dakkapel in strijd zijn met art. 5:50 lid 1 BW, kort gezegd omdat zij binnen twee meter van de perceelsgrens zijn en uitzicht geven op het perceel van [partij B] c.s.;
- ii) de vordering om die toestand – de aanwezigheid van ramen in strijd met art. 5:50 lid 1 BW – te beëindigen is verjaard;
- iii) de dakopbouw binnen twee meter van de ramen van de dakkapel van [partij A] c.s. is gebouwd; en
- iv) daardoor onredelijke hinder bij [partij A] c.s. ontstaat.
ingeroepen, neemt niet weg dat die bevoegdheid – het vorderingsrecht – ook dan wel
bestaatén dus onderhevig is aan verjaring. Of sprake is (of zou zijn) van misbruik van bevoegdheid kan immers van tijd tot tijd verschillen. Een andere opvatting zou met zich brengen dat de verjaring van de rechtsvordering tot verwijdering van de ramen zou worden gestuit of opgeschort gedurende de periode dat uitoefening van die vordering misbruik van bevoegdheid met zich zou brengen. Die opvatting kent geen steun in het recht.