In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagden sub 1 en sub 2]. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] grotendeels toegewezen. De zaak betreft de aanwezigheid van ramen in de noordgevel van het appartement van [gedaagden sub 1 en sub 2], die zich binnen twee meter van de erfgrens bevinden, wat in strijd is met artikel 5:50 lid 1 BW. De rechtbank oordeelde dat [gedaagden sub 1 en sub 2] geen recht van erfdienstbaarheid op uitzicht en licht hebben verkregen door verjaring, omdat zij niet aan de vereisten voor bezit voldeden. De rechtbank concludeerde dat [eiseres] de ramen mag dichtbouwen zonder dat dit als misbruik van bevoegdheid kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering tot verklaring voor recht dat de ramen onrechtmatig zijn, maar wees de overige vorderingen toe, waaronder de verplichting voor [gedaagden sub 1 en sub 2] om de bouw van het appartementencomplex te gedogen. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] toegewezen.