ECLI:NL:RBDHA:2025:11073
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toeslag op grond van de Toeslagenwet voor ongeboren kind afgewezen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de afwijzing van een aanvraag voor een toeslag op grond van de Toeslagenwet (Tw). Eiser, die sinds 14 maart 2005 een Wajong-uitkering ontvangt, had op 3 januari 2024 een aanvraag ingediend voor een toeslag, omdat zijn gezinssituatie was gewijzigd door het huwelijk en de verwachte geboorte van een kind. De aanvraag werd afgewezen omdat het ongeboren kind niet als deel van het huishouden werd beschouwd volgens artikel 3 van de Tw, dat bepaalt dat alleen kinderen jonger dan 12 jaar die daadwerkelijk in het huishouden wonen recht geven op een toeslag.
De rechtbank heeft geoordeeld dat een ongeboren kind niet kan worden aangemerkt als behorend tot het huishouden, omdat er nog geen sprake is van verzorging en het kind nog niet feitelijk samenwoont met de ouders. Dit betekent dat eiser geen recht had op de gevraagde toeslag. Eiser voerde aan dat dit een ongerechtvaardigd onderscheid vormde en in strijd was met het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). De rechtbank oordeelde echter dat er een redelijke en objectieve rechtvaardiging is voor het onderscheid tussen geboren en ongeboren kinderen, aangezien er voor de geboorte geen verzorging plaatsvindt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvraag voor de toeslag.