ECLI:NL:CRVB:2008:BD0551
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Toeslagverlening op basis van de Toeslagenwet en het begrip huishouden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de rechtbank oordeelde over de toekenning van een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW). Appellant, die sinds 21 februari 1979 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, had een toeslag aangevraagd met ingang van 11 november 2003, de datum waarop zijn jongste kind werd geboren. Appellant stelde echter dat hij recht had op een toeslag vanaf 22 augustus 2002, de datum waarop hij in het huwelijk trad met zijn echtgenote, en dat zijn stiefzoon, geboren in 1997, tot zijn huishouden behoorde. Het Uwv had de aanvraag van appellant afgewezen, omdat volgens de wet alleen recht op toeslag bestaat als er een eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind jonger dan 12 jaar tot het huishouden behoort. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en appellant ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 maart 2008, vertegenwoordigd door zijn advocaat, herhaalde appellant zijn eerdere argumenten. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat tot 11 november 2003 geen eigen, aangehuwd of pleegkind jonger dan 12 jaar tot het huishouden van appellant behoorde. De Raad benadrukte dat het begrip huishouden in de TW moet worden uitgelegd in overeenstemming met de Algemene Kinderbijslagwet, wat betekent dat het begrip huishouden de feitelijke situatie van samenwonen weerspiegelt. Aangezien de stiefzoon van appellant op dat moment in Marokko verbleef, kon hij niet worden beschouwd als behorend tot het huishouden van appellant in Nederland. De Raad concludeerde dat het hoger beroep vergeefs was ingesteld en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.