I. de Gemeente te veroordelen aan Hommerson’s tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen als voorschot op schade, een bedrag groot € 1.800.000,-, althans een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na het wijzen van vonnis, en verder;
II. de Gemeente te gebieden tot het nemen van een besluit over de schadevergoeding, zoals opgenomen/opgedragen in de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 juni 2023 (kenmerk: SGR 21/4986 en SGR 21/5033), uiterlijk binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een per direct opeisbare dwangsom van € 100.000,- bij de eerste overtreding en vervolgens een dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat niet of niet geheel uitvoering wordt gegeven aan het gebod, met een maximum van € 1.000.000,-, dan wel een dwangsom van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen hoogte;
III. de Gemeente te gebieden c.q. te veroordelen om binnen drie dagen na de datum van het vonnis de onderhandelingen met Hommerson’s met betrekking tot de schadeafwikkeling te hervatten, met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid en op basis van het als productie 15 overgelegde overzicht van de schade, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- per overtreding en € 2.500,- per dag dat de overtreding voortduurt, en verder;
IV. de Gemeente te veroordelen in alle kosten van deze procedure, waaronder de gemaakte advocaatkosten en griffierechten en de nakosten, welke worden begroot op € 271,- en € 361,- ingeval van betekening, alle te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het wijzen van vonnis.