ECLI:NL:RBDHA:2024:9971
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 mei 2024, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het onderzoek op 18 juni 2024 gesloten zonder zitting te houden, en heeft de zaak beoordeeld op basis van de overgelegde stukken.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het eerdere onderzoek. Eiser stelt dat er geen reëel zicht op uitzetting naar Algerije is, en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank oordeelt echter dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Algerije bestaat, en dat eiser geen concrete aanknopingspunten heeft gegeven om te twijfelen aan de mogelijkheid van uitzetting. Bovendien heeft eiser niet actief meegewerkt aan zijn uitzetting, wat zijn situatie niet bevorderd heeft.
De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende voortvarend handelt en dat er geen aanleiding is om te oordelen dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.