ECLI:NL:RBDHA:2024:9785

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
NL24.16991
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens internationale bescherming in Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die een onbekende nationaliteit heeft en in 1981 is geboren, heeft eerder twee asielaanvragen ingediend. De eerste aanvraag werd op 20 december 2018 niet-ontvankelijk verklaard door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiser internationale bescherming in Roemenië had. De rechtbank bevestigde deze beslissing op 28 januari 2019. De tweede aanvraag werd op 27 januari 2020 buiten behandeling gesteld, en het beroep hiertegen werd ingetrokken.

Op 19 februari 2024 diende eiser opnieuw een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 17 april 2024 door de Staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard, wederom op basis van de internationale bescherming in Roemenië. De rechtbank behandelde het beroep op 16 mei 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht de asielaanvraag niet-ontvankelijk had verklaard. Eiser had niet voldoende onderbouwd dat hij bijzonder kwetsbaar was en dat hij niet kon terugkeren naar Roemenië. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om aan te tonen dat de Roemeense autoriteiten hun verplichtingen niet nakomen. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat Roemenië zijn verdragsverplichtingen nakomt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.16991
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris), verweerder (gemachtigde: mr. S. Zuithoff).

Inleiding

Eiser is heeft een onbekende nationaliteit en is geboren op [1981] . Eiser heeft twee keer eerder een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft de eerste asielaanvraag met het besluit van 20 december 2018 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming in Roemenië heeft. Met de uitspraak van 28 januari 2019¹ heeft de rechtbank het beroep van eiser tegen dit besluit ongegrond verklaard. De tweede asielaanvraag heeft de staatssecretaris met het besluit van 27 januari 2020 buiten behandeling gesteld. Eiser heeft zijn beroep tegen dit besluit ingetrokken.
Eiser heeft op 19 februari 2024 opnieuw een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 17 april 2024 deze aanvraag in de algemene procedure niet- ontvankelijk verklaard, omdat eiser een internationale beschermingsstatus in Roemenië heeft.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep², op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, I. Lamnadi als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag niet-ontvankelijk mocht verklaren. In het vervolg van deze uitspraak legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt. Hierbij bespreekt de rechtbank wat eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
1. Zaak NL18.25064
2 Zaak NL24.16992
Waarom vraagt eiser in Nederland asiel aan?
5. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij niet kan terugkeren naar Roemenië, omdat hij bijzonder kwetsbaar is. Eiser is gehandicapt en kan de benodigde zorg en ondersteuning Roemenië niet krijgen. In Nederland kan hij dit wel krijgen. Ook heeft hij vanwege zijn beperkingen zorg en ondersteuning nodig van zijn familie en die woont in Nederland.
Waarom wijst de staatssecretaris de asielaanvraag af?
6. De staatssecretaris verklaart de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk, omdat eiser internationale bescherming heeft in Roemenië. Uit het claimakkoord van 4 februari 2019 blijkt dat eiser nog steeds internationale bescherming heeft in Roemenië. De staatssecretaris ziet in wat eiser aanvoert geen reden om daaraan te twijfelen. Ook ziet de staatssecretaris geen reden om eiser aan te merken als bijzonder kwetsbaar. Eiser heeft niet toegelicht waarom hij bijzonder kwetsbaar zou zijn en daarom ziet de staatssecretaris ook geen reden om individuele garanties te vragen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris ervan uitgaan dat Roemenië zijn verdragsverplichting ten opzichte van eiser naleeft.³ Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de Roemeense autoriteiten deze verplichtingen niet nakomen. Verder moet eiser zich eerst tot de Roemeense autoriteiten wenden als hij problemen heeft. De staatssecretaris ziet onvoldoende dat eiser dit heeft gedaan. Omdat eiser internationale bescherming heeft in Roemenië, heeft hij een zodanige band met dat land dat het redelijk is dat hij terugkeert ondanks dat hij familieleden in Nederland heeft.⁴

Heeft eiser nog internationale bescherming in Roemenië?

7. De rechtbank stelt vast dat niet meer in geschil is dat eiser nog internationale bescherming heeft in Roemenië. Zoals de staatssecretaris tijdens de zitting heeft toegelicht, betekent het feit de geldigheidsduur van de vergunning die in het claimakkoord is opgenomen is verlopen, niet dat het aannemelijk is dat eiser geen verblijfsrecht meer heeft in Roemenië. Een verblijfsrecht vanwege internationale bescherming eindigt namelijk pas door een besluit daartoe, na een individuele beoordeling.⁵ Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat zijn verblijfsrecht is beëindigd. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zijn verblijfsrecht door de Roemeense autoriteiten is beëindigd. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiser vervolgens gesteld dat hij er dan vanuit moet gaan dat eiser nog internationale bescherming heeft in Roemenië.

Mag de staatssecretaris ten opzichte van Roemenië in algemene zin uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

8. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten opzichte van Roemenië niet zonder meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Eiser wijst hierbij op een uitspraak van deze rechtbank van 1 augustus 2023.⁶
9. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er in beginsel vanuit gaan dat Roemenië zijn verdragsverplichtingen nakomt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
heeft dit recent nog bevestigd.⁷ De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen reden voor een ander oordeel. De uitspraak waar eiser naar verwijst ziet op een andere situatie en is niet in deze zaak van toepassing. Die uitspraak gaat over Dublinclaimanten in Roemenië en het risico dat zij lopen op pushbacks. Eiser is een statushouder en eiser heeft niet onderbouwd dat ook statushouders risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks.
Is eiser bijzonder kwetsbaar?
10. Eiser stelt dat hij bijzonder kwetsbaar is en dat de staatssecretaris op de hoogte is van zijn fysieke gebreken. Daarom kan ten opzichte van eiser niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Het is niet verantwoord om eiser over te dragen aan Roemenië. Het is inherent aan eisers fysieke beperkingen dat hij bijzonder kwetsbaar is en volledig is aangewezen op zorg. Eiser komt bij terugkeer in een situatie terecht die in strijd is met artikel 4 van het Handvest. De staatssecretaris had zich gelet op de kwetsbaarheid van eiser moeten vergewissen van de omstandigheden waarin eiser terecht zal komen en had om extra garanties bij de Roemeense autoriteiten moeten vragen.
10. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak⁸ volgt dat de bijzondere kwetsbaarheid van individuele statushouders ertoe kan leiden dat zij bij terugkeer naar de lidstaat waar zij internationale bescherming hebben gekregen, buiten hun eigen wil en keuzes om, zullen terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie als bedoeld in het arrest Ibrahim.⁹ Dit houdt in dat zij terecht komen in een situatie waarin zij niet kunnen voorzien in zijn belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen, eten en zich wassen, en waardoor zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid zou worden geschaad of zijn leefomstandigheden mensonwaardig zouden worden. De medische situatie van statushouders kan hen - en degenen die noodgedwongen met de zorg voor hen zijn belast - bijzonder kwetsbaar maken. Hun lichamelijke of psychische problemen kunnen een negatieve invloed hebben op de mate waarin zij zich zelfstandig staande kunnen houden in de maatschappij en hun rechten kunnen effectueren. Omgekeerd kan een toestand van verregaande materiële deprivatie negatieve gevolgen hebben voor hun lichamelijke of geestelijke gezondheid. Als sprake is van een bijzonder kwetsbare statushouder moet de staatssecretaris nader motiveren waarom deze statushouder bij terugkeer door de bijzondere kwetsbaarheid niet buiten de eigen wil en keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie.
10. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep enkel heeft gesteld dat hij bijzonder kwetsbaar is en dat hij bij terugkeer in een toestand komt van zeer vergaande materiële deprivatie. Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Het is duidelijk dat eiser kampt met gezondheidsproblemen. Het standpunt van eiser dat het inherent is aan zijn beperkingen dat hij bijzonder kwetsbaar is en volledig is aangewezen op zorg kan de rechtbank echter niet zonder meer volgen. Het lag op de weg van eiser om zijn zorgbehoefte en de daaruit mogelijk voortvloeiende kwetsbaarheid (door bijvoorbeeld verklaringen van artsen) toe te lichten en inzichtelijk te maken. Dit heeft eiser in de stukken niet gedaan. Ook ter zitting is, na een vraag daartoe, slechts geantwoord dat een redelijk denkend mens moet zien dat er een kwetsbaarheid gelegen is in zijn fysieke houding en beperkingen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich bij de huidige stand van zaken op het
9 Zoals bedoeld in het arrest Ibrahim ECLI:EU:C:2019:219.
standpunt mocht stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bijzonder kwetsbaar is. Daarom hoefde de staatssecretaris ook geen reden te zien om extra garanties bij de Roemeense autoriteiten te bedingen.
13. Ook verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Roemenië in een toestand van zeer vergaande materiële deprivatie terecht komt. Hierbij mocht de staatssecretaris tegenwerpen dat eiser in het verleden toegang had tot sociale voorzieningen en medische zorg en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich bij problemen niet kan wenden tot de Roemeense autoriteiten. Er is niet gebleken dat eiser dit bij eerdere moeilijkheden heeft geprobeerd, waardoor ook niet geconcludeerd kan worden dat de Roemeense autoriteiten eiser niet willen of kunnen beschermen.

Conclusie en gevolgen

14. De staatssecretaris mocht eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaren. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond,
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr.
R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 mei 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.