ECLI:NL:RBDHA:2024:9629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
NL24.18402 en NL24.18403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de wijziging van de geregistreerde geboortedatum van een asielzoeker en de gevolgen daarvan voor opvang en rechtsbescherming

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een asielzoeker beoordeeld. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de wijziging van zijn geregistreerde geboortedatum. De staatssecretaris heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, wat de verzoeker heeft doen besluiten om beroep in te stellen en een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 29 mei 2024 behandeld, waarbij de verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de leeftijdsaanpassing niet gericht is op rechtsgevolg en daarom geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter stelt vast dat de leeftijdsaanpassing een voorbereidingshandeling is voor de uiteindelijke beslissing op de asielaanvraag van de verzoeker. De verzoeker heeft aangevoerd dat de leeftijdsaanpassing nadelige gevolgen heeft voor zijn opvang en rechten als minderjarige, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat deze gevolgen niet automatisch voortvloeien uit de leeftijdsaanpassing. De voorzieningenrechter concludeert dat de staatssecretaris het bezwaar van de verzoeker terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming in vreemdelingenzaken en de noodzaak om te beoordelen of er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om de inhoudelijke gronden van de verzoeker te behandelen, aangezien het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. De verzoeker krijgt geen proceskostenvergoeding en de beslissing is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.18402 en NL24.18403

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [v-nummer] , verzoeker(gemachtigde: mr. P. Scholtes),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van Midden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving van verweerder van 30 januari 2024 over de wijziging van de geregistreerde geboortedatum van verzoeker (hierna: de leeftijdsaanpassing). Verweerder heeft dit bezwaar met het besluit van 8 april 2024 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit [1] en hij heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, een tolk geregistreerd met nummer 26112 (telefonisch) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Hij ziet daarom aanleiding om ook direct uitspraak te doen op het beroep [2] .
Waar gaat deze zaak over?
3. Verzoeker heeft een asielaanvraag ingediend. Hij is in eerste instantie met de geboortedatum [geboortedatum 1] 2007 geregistreerd. Verweerder heeft deze leeftijdsbepaling echter aangepast nadat twijfel was ontstaan bij leeftijdsonderzoek en naar aanleiding daarvan informatie is ingewonnen bij de Griekse autoriteiten. Verweerder heeft de geboortedatum aangepast naar [geboortedatum 2] 2005, de datum die in Griekenland is geregistreerd. Verweerder gaat er na de leeftijdsaanpassing dus van uit dat verzoeker al meerderjarig was toen hij zijn asielaanvraag indiende. Als gevolg van de leeftijdsaanpassing is verzoeker van de opvang voor minderjarigen overgeplaatst naar de reguliere opvang.
3.1.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de leeftijdsaanpassing. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens hem geen bezwaar mogelijk is tegen de leeftijdsaanpassing. Volgens verweerder is de leeftijdsaanpassing namelijk geen besluit zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De leeftijdsaanpassing heeft verder ook geen rechtsgevolgen. Tot slot heeft verweerder aangegeven dat de bezwaren over de leeftijdsaanpassing betrokken zullen worden bij de beslissing op verzoekers asielaanvraag.
Wat vindt verzoeker?
4. Verzoeker betoogt dat de leeftijdsaanpassing wel op rechtsgevolg is gericht en dat het een feitelijke handeling is waartegen hij bezwaar kan maken [3] . Door de leeftijdsaanpassing kan verzoeker niet langer een beroep doen op de rechten die uitsluitend gelden voor minderjarigen (zoals bijvoorbeeld speciale opvang, begeleiding en onderwijs). Ter onderbouwing van dit betoog verwijst hij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen [4] . Verder voert verzoeker aan dat hij ten onrechte niet is gehoord voorafgaand aan de leeftijdsaanpassing en brengt hij inhoudelijke argumenten naar voren waarom de aanpassing niet klopt [5] .
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Is er sprake van een spoedeisend belang?5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. Voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld, moet eerst worden beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
5.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek. Verzoeker stelt namelijk dat hij als gevolg van de leeftijdsaanpassing direct nadelige gevolgen heeft ondervonden. Zo is hij kort na de leeftijdsaanpassing uit de speciale opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen overgeplaatst naar de reguliere opvang. Zou de leeftijdsaanpassing geschorst worden dan wel door de voorzieningenrechter bepaald worden dat verzoeker als minderjarige moet worden behandeld dan kan hij mogelijk weer aanspraak maken op plaatsing in de opvang voor minderjarigen.
Is de leeftijdsaanpassing een besluit?5.2. De hoogste bestuursrechter heeft uitgelegd dat een rechtshandeling een handeling is die gericht is op rechtsgevolg. Een beslissing heeft een rechtsgevolg als die beslissing erop is gericht om een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of ongedaan te maken, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen [6] .
5.3.
De voorzieningenrechter is, anders dan is geoordeeld in de aangehaalde uitspraak van zittingsplaats Groningen [7] , van oordeel dat de leeftijdsaanpassing niet is gericht op rechtsgevolg. Het gaat hier volgens de voorzieningenrechter om een voorbereidingshandeling van verweerder om een uiteindelijke beslissing te nemen op de asielaanvraag van verzoeker [8] . Deze kan worden aangevochten in de procedure tegen het uiteindelijke besluit op de asielaanvraag dat mede gebaseerd is op de leeftijdsbepaling en een mogelijke aanpassing daarvan. De kennisgeving heeft dan ook geen zelfstandig rechtsgevolg. Verzoeker heeft erop gewezen dat de leeftijdsaanpassing als gevolg heeft dat hij niet meer in aanmerking komt voor verschillende voorzieningen als minderjarige. De voorzieningenrechter overweegt echter dat de gestelde gevolgen niet rechtstreeks en automatisch voortvloeien uit de leeftijdsaanpassing. Hierbij is van belang dat de instanties die de genoemde voorzieningen bieden rechtens niet verplicht zijn om de door verweerder vastgestelde leeftijd te volgen en een eigen verantwoordelijkheid hebben bij de beantwoording van de vraag of verzoeker al dan niet in aanmerking komt voor die voorzieningen. Zo heeft het COa bijvoorbeeld de bevoegdheid om verzoeker al dan niet over te plaatsen naar de reguliere opvang als gevolg van de leeftijdsaanpassing [9] . Het COa is daartoe niet verplicht en kan daarin een eigen afweging maken. In dit geval is verzoeker wel overgeplaatst, maar zoals tijdens de zitting is gebleken, heeft Nidos de begeleiding aan verzoeker bijvoorbeeld wel voortgezet en gaat verzoeker nog steeds naar school. Het recht op nareis is ook naar voren gebracht door verzoeker. Daarover overweegt de voorzieningenrechter dat nareis pas aan de orde is bij een inwilliging van de aanvraag. Een beroep tegen een inwilligend besluit is bij uitstek het middel om een definitief vastgestelde geboortedatum te betwisten. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de leeftijdsaanpassing niet direct is gericht op rechtsgevolg en geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
Is de leeftijdsaanpassing een feitelijke handeling?5.4. De voorzieningenrechter volgt verzoeker ook niet in zijn betoog dat met de leeftijdsaanpassing sprake is van een feitelijke handeling waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. Met de uitbreiding van de bezwaar- en beroepsmogelijkheid gegeven in artikel 72, derde lid, van de Vw 2000, heeft de wetgever het mogelijk gemaakt op te komen tegen bepaalde feitelijke handelingen die verricht worden bij de uitvoering van de Vreemdelingenwet teneinde de rechtsbescherming van vreemdelingen geheel onder te brengen bij de vreemdelingenrechter. Indien een feitelijke handeling moet worden aangemerkt als een voorbereidingshandeling voor een te nemen besluit in de zin van de Awb, dan zal die handeling evenwel doorgaans moeten worden aangevochten door het aanwenden van rechtsmiddelen tegen dat besluit. Een andere opvatting zou betekenen dat de rechtsbescherming bij vreemdelingrechtelijke procedures te veel versplintert omdat tegen elke handeling die betekenis heeft voor de vreemdeling in aanloop naar een besluit afzonderlijk kan worden opgekomen. Wel is het mogelijk om rechtsmiddelen in te stellen tegen bepaalde feitelijke handelingen naar aanleiding van de leeftijdsaanpassing. Als voorbeeld wijst de voorzieningenrechter op een feitelijke overplaatsing naar een opvang voor meerderjarigen door het COa. Zoals ook volgt uit een recente uitspraak van de hoogste bestuursrechter, is de overplaatsing een feitelijke handeling waartegen verzoeker bij het COa (en niet bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid) kan opkomen [10] . Het enkele feit dat het volgens eiser lastig is dat andere instanties of organisaties de leeftijdsaanpassing door verweerder kunnen overnemen, is onvoldoende voor een ander oordeel, nu deze daartoe – zoals hiervoor overwogen en zoals blijkt uit de genoemde uitspraak van de hoogste bestuursrechter – niet verplicht zijn.
5.5.
Gelet op wat de voorzieningenrechter hiervoor heeft overwogen, heeft verweerder kunnen afzien van het horen in bezwaar.
5.6.
De voorzieningenrechter overweegt tot slot dat hij in deze zaak alleen een oordeel geeft over de vraag of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De voorzieningenrechter gaat daarom niet in op de inhoudelijke gronden die verzoeker heeft aangevoerd ten aanzien van de leeftijdsaanpassing.

Conclusie en gevolgen

6.
Verweerder heeft het bezwaar van verzoeker terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Er is daarom geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
7. Verzoeker krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL24.18402.
2.Op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb (Algemene wet bestuursrecht).
3.Op grond van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 (Vreemdelingenwet 2000).
4.Uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 26 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:874.
5.Hiervoor verwijst verzoeker nog naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1654.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1426.
7.Van 26 januari 2024.
8.Als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb.
9.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling van 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 15 mei 2024.