In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een asielzoeker beoordeeld. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de wijziging van zijn geregistreerde geboortedatum. De staatssecretaris heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, wat de verzoeker heeft doen besluiten om beroep in te stellen en een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 29 mei 2024 behandeld, waarbij de verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de leeftijdsaanpassing niet gericht is op rechtsgevolg en daarom geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter stelt vast dat de leeftijdsaanpassing een voorbereidingshandeling is voor de uiteindelijke beslissing op de asielaanvraag van de verzoeker. De verzoeker heeft aangevoerd dat de leeftijdsaanpassing nadelige gevolgen heeft voor zijn opvang en rechten als minderjarige, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat deze gevolgen niet automatisch voortvloeien uit de leeftijdsaanpassing. De voorzieningenrechter concludeert dat de staatssecretaris het bezwaar van de verzoeker terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming in vreemdelingenzaken en de noodzaak om te beoordelen of er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om de inhoudelijke gronden van de verzoeker te behandelen, aangezien het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. De verzoeker krijgt geen proceskostenvergoeding en de beslissing is openbaar gemaakt.