ECLI:NL:RBDHA:2024:874

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
NL23.34765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen wijziging van identiteitsgegevens in asielprocedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 11 oktober 2023 beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving van de staatssecretaris van 20 juni 2023, waarin zijn geboortedatum werd gewijzigd. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, maar de rechtbank oordeelt dat deze kennisgeving wel degelijk een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de wijziging van de geboortedatum van eiser gevolgen heeft voor zijn juridische status, waaronder zijn recht op onderwijs en begeleiding door Nidos, en dat er financiële gevolgen zijn. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 875,- toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 26 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34765

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: J. Kaikai).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 11 oktober 2023.
2. Op 22 september 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de mededeling van de staatssecretaris van 20 juni 2023 dat eisers geboortedatum is gewijzigd. Met het bestreden besluit van 11 oktober 2023 heeft de staatssecretaris dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het bestreden besluit

3. Eiser heeft op 26 april 2023 in Nederland asiel aangevraagd. Bij deze aanvraag heeft eiser als geboortedatum [datum 1] opgegeven.
4. De staatssecretaris heeft naar aanleiding van de resultaten van de leeftijdsschouw informatie opgevraagd bij de Bulgaarse autoriteiten. Uit deze informatie is gebleken dat eiser bij zijn asielaanvraag in Bulgarije met de geboortedatum [datum 2] is geregistreerd.
5. Op 20 juni 2023 heeft de staatssecretaris een “kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens” verzonden aan de AVIM, waarin de staatssecretaris vermeldt dat de geboortedatum van eiser in Nederland is aangepast naar [datum 2] .
6. Op 20 juli 2023 heeft eiser een individueel uittrekstel uit de burgerlijke stand en een uittreksel basisregistratie gezinnen overgelegd. Eiser heeft voorts een origineel paspoort overgelegd. Deze documenten vermelden als geboortedatum van eiser [datum 1] . Eiser heeft vervolgens de staatssecretaris op 28 augustus 2023 en op 14 september 2023 verzocht om zijn leeftijd (opnieuw) aan te passen.
7. Op 22 september 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens van 20 juni 2023.
8. Bij brief van 11 oktober 2023 heeft de staatssecretaris eiser bericht dat zijn personalia worden gewijzigd naar de gegevens zoals vermeld in het echt bevonden paspoort. Voorts heeft de staatssecretaris op 11 oktober 2023 een kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens verzonden aan de Vreemdelingenpolitie AC Ter Apel.
9. Bij het bestreden besluit van 11 oktober 2023 heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de staatssecretaris is de mededeling dat de leeftijd van eiser is gewijzigd geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. [1] De leeftijd van eiser is conform het beleid aangepast naar aanleiding van de registratie in Bulgarije. Het feit dat eiser vervolgens een Syrisch paspoort heeft overgelegd, maakt volgens de staatssecretaris niet dat de aanpassing van de leeftijd op 20 juni 2023 onjuist of onrechtmatig was. Bovendien zal de staatssecretaris bij de beslissing op de asielaanvraag van eiser een definitief besluit nemen over de gestelde identiteit, waaronder zijn leeftijd.

Beoordeling door de rechtbank

10. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
11. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen van dit oordeel zijn.
Heeft eiser procesbelang bij het beroep?
12. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De staatssecretaris heeft de geboortedatum van eiser op 11 oktober 2023 veranderd naar [datum 1] . Daarmee heeft eiser bereikt wat hij wilde. Eiser heeft in de aanvullende beroepsgronden aangegeven dat de staatssecretaris in het bestreden besluit ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor de kosten van de bezwaarfase. Eiser wil deze vergoeding alsnog. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom toch sprake van procesbelang.
Heeft de staatssecretaris het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard?
13. Eiser voert aan dat de staatssecretaris in het bestreden besluit ten onrechte heeft overwogen dat de kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens van 20 juni 2023 geen besluit is in de zin van de Awb. Volgens eiser is de kennisgeving wel degelijk op rechtsgevolg gericht. Eiser is naar aanleiding van de kennisgeving namelijk overgeplaatst naar een opvang voor volwassenen, mag niet meer naar school en heeft geen recht meer op een voogd van Nidos. Daarnaast zijn er financiële gevolgen en mogelijke gevolgen in het kader van nareis van gezinsleden. Eiser verwijst ter onderbouwing naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 25 juli 2023. [2]
14. Deze beroepsgrond slaagt. Naar het oordeel van de rechtbank is de kennisgeving van de leeftijdswijziging aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, namelijk een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
14.1.
Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is een rechtshandeling een handeling die gericht is op rechtsgevolg en heeft een beslissing rechtsgevolg indien zij erop gericht is een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen. [3] De rechtbank is van oordeel dat de kennisgeving gericht is op rechtsgevolg. Als gevolg van de kennisgeving wijzigt de juridische status van eiser van minderjarige naar meerderjarige, wat gevolgen met zich brengt op het gebied van het recht op onderwijs, begeleiding door Nidos en de mogelijkheden van nareis van gezinsleden. Daarnaast treden er financiële gevolgen in, zoals het moeten afsluiten van een zorgverzekering. De rechtbank volgt niet het betoog van de staatssecretaris ter zitting dat dit in de situatie van eiser niet aan de orde is omdat deze gevolgen voor eiser feitelijk niet zouden zijn ingetreden.
14.2.
De rechtbank volgt evenmin het betoog ter zitting van de staatssecretaris dat in de lopende asielprocedure een rechtsmiddel zal openstaan tegen het besluit en in dat kader ook tegen de vastgestelde geboortedatum. Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder punt 14.2, raakt het besluit van 20 juni 2023 eiser namelijk rechtstreeks in zijn belangen, los van het (nog te nemen) asielbesluit.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond. De staatssecretaris heeft eisers bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen.
15.1.
De rechtbank draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor zes weken de tijd.
15.2.
Omdat eiser geen griffierecht heeft betaald, hoeft de staatssecretaris geen griffierecht aan hem te vergoeden. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 oktober 2023;
- draagt de staatssecretaris op binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten - Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
3.Zie de uitspraak van 23 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2787