In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag behandeld. Eiseres had op 20 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend, en volgens haar had de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig beslist. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 20 april 2023, maar door een verlenging van de beslistermijn met negen maanden, ingevoerd met de WBV 2022/22, zou deze pas op 20 januari 2024 eindigen. De rechtbank oordeelt dat de verlenging rechtsgeldig is en dat de ingebrekestelling van eiseres, die op 20 januari 2024 was ingediend, te vroeg was. Hierdoor is het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft de uitspraak gedaan zonder het houden van een zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak. De rechtbank benadrukt dat als er geen tijdig besluit is genomen, er mogelijkheden zijn voor beroep, maar dat in dit geval de wettelijke vereisten niet zijn nageleefd, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.