ECLI:NL:RBDHA:2024:12207
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag
Op 30 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposante die beroep had ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 20 oktober 2022. De rechtbank had eerder, op 5 juni 2024, het beroep van de opposante kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposante stelde dat de beslistermijn voor haar aanvraag op 20 januari 2024 eindigde en dat haar ingebrekestelling op die datum niet te vroeg was ingediend. Ze voerde aan dat in haar digitale dossier was vermeld dat zij uiterlijk op 18 januari 2024 een beslissing zou ontvangen, en dat de te vroege indiening van de ingebrekestelling voor risico van de verweerder zou moeten komen.
De rechtbank oordeelde echter dat de ingebrekestelling inderdaad te vroeg was ingediend. De rechtbank bevestigde dat de beslistermijn voor de verweerder op 20 januari 2024 eindigde, en dat de informatie in het digitale dossier niet leidde tot een andere conclusie. De rechtbank benadrukte dat in verzet alleen kan worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan, en dat de argumenten van de opposante niet leidden tot twijfel over de uitkomst van de eerdere uitspraak.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep of verzet open.