ECLI:NL:RBDHA:2024:9416
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering en terugvordering wegens verblijf in het buitenland tijdens coronamaatregelen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering en de terugvordering van € 422,97 beoordeeld. Eiseres, die sinds 5 maart 2020 een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, had het college van burgemeester en wethouders van Den Haag geïnformeerd over haar verblijf in het buitenland van 28 december 2021 tot 6 februari 2022. Door een positieve coronatest kon zij niet op de geplande terugkeerdatum van 23 januari 2022 terugkeren naar Nederland. Het college besloot tot intrekking van de bijstandsuitkering omdat eiseres langer dan vier weken in het buitenland verbleef, wat in strijd is met artikel 13 van de Participatiewet. Eiseres voerde aan dat er sprake was van zeer dringende redenen, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat er een acute noodsituatie was die het verlenen van bijstand onvermijdelijk maakte. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.