ECLI:NL:RBDHA:2024:938

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37964
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en overdracht aan Polen onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 24 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 4 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Aangezien Nederland een verzoek om terugname aan Polen heeft gedaan en Polen dit verzoek heeft aanvaard, is de staatssecretaris gerechtigd om de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Eiser heeft aangevoerd dat hij na overdracht aan Polen het risico loopt op pushbacks en dat hij vreest voor racistische en vooringenomen behandeling vanwege zijn moslimachtergrond. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk het risico loopt op pushbacks of dat de asielprocedure in Polen niet voldoet aan de Europese richtlijnen. De rechtbank wijst erop dat eiser de mogelijkheid heeft om klachten in te dienen bij de Poolse autoriteiten als hij zich bedreigd voelt.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de overdracht aan Polen leidt tot direct of indirect refoulement. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd voor zijn claims over de behandeling in Polen en de rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris zich terecht baseert op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37964

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. van der Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 4 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2024, samen met de zaak NL23.37965, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om terugname gedaan. Polen heeft dit verzoek aanvaard.

Loopt eiser bij overdracht aan Polen het risico om slachtoffer te worden van pushbacks?

5. Eiser stelt dat niet kan worden uitgesloten dat hij, na zijn overdracht aan Polen, direct over de grens wordt gezet en in die zin te maken krijgt met een zogenaamde pushback. Eiser is actief op social media en heeft van een vriend gehoord dat hij mogelijk om die reden werd gezocht door Poolse grenswachten.
5.1
Dit betoog slaagt niet. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft eerder geoordeeld dat niet is gebleken dat Dublinterugkeerders, die gereguleerd worden overgedragen en niet illegaal de grens met de EU hoeven over te steken, het slachtoffer worden van pushbacks. [2] Verder heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat Polen met het claimakkoord heeft gegarandeerd dat het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen met inachtneming van de Europese richtlijnen en verdragen.
Leidt een overdracht aan Polen tot direct refoulement?
6. Eiser voert aan dat voor Polen niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden en dat een overdracht aan Polen zou leiden tot direct refoulement. Een lid van het Poolse parlement heeft op de nationale televisie uitgesproken dat hij geen enkele moslim meer in het land wil toelaten. Eiser is moslim en vreest daarom voor een racistische en vooringenomen houding naar hem. Daarnaast heeft eiser er ter zitting op gewezen dat hij een bekend persoon is in Turkmenistan en dat hij vreest voor problemen met de grote Turkmeense gemeenschap in Polen. In Nederland bestaat een dergelijke Turkmeense gemeenschap niet.
6.1.
Het betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat er voor Polen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden. [3] Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd waardoor van dit uitgangspunt afgeweken moet worden. Daarom geldt het uitgangspunt dat de asielprocedure in Polen voldoet aan de Opvang-, Kwalificatie- en Procedurerichtlijn. Indien eiser van mening is dat dit niet het geval is blijkt uit vaste jurisprudentie dat hij hierover kan klagen bij de Poolse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij dit heeft gedaan of dat die mogelijkheid voor hem niet bestaat. Hetzelfde geldt ten aanzien van de vrees van eiser voor de Turkmeense gemeenschap in Polen. Daargelaten dat eiser deze vrees niet aannemelijk heeft gemaakt, dient hij hulp te vragen bij de Poolse autoriteiten als hij wordt bedreigd of zich bedreigd voelt.
Leidt een overdracht aan Polen tot indirect refoulement?
7. Eiser voert aan dat een overdracht aan Polen tot indirect refoulement leidt. Eisers asielaanvraag is eerder afgewezen en heeft hij er geen vertrouwen in dat zijn nieuwe aanvraag een eerlijke kans krijgt. Daarom zal hij weer naar Turkmenistan gestuurd worden. Eiser is een bekende blogger in Turkmenistan en loopt daar het risico slachtoffer te worden van een onmenselijke of vernederende behandeling. Eiser heeft ter zitting gewezen op billboards langs wegen in Turkmenistan, waarop zijn foto is te zien en om zijn verblijfsplaats wordt gevraagd.
7.1.
Het betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat een overdracht aan Polen leidt tot indirect refoulement. Door middel van het claimakkoord heeft Polen gegarandeerd de asielaanvraag conform de Europese richtlijnen te behandelen en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Polen dit niet zou doen. De staatssecretaris voegt daar nog terecht aan toe dat Polen partij is bij het EVRM en niet is onderbouwd dat de Poolse autoriteiten de asielaanvraag van eiser willekeurig hebben behandeld. Ook de verwijzing van eiser naar een uitspraak van een Poolse parlementariër is niet voldoende om tot een andere conclusie te komen. Als eiser meent dat Polen zich niet aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit het EVRM houdt, dan kan hij zich wenden tot de Poolse autoriteiten.
7.1.
Voor zover eiser heeft bedoeld te betogen dat er een verschil in beschermingsbeleid bestaat tussen Polen en Nederland en dat hij daarom niet mag worden overgedragen, kan dit betoog evenmin slagen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het Hof van Justitie in het arrest van 30 november 2023 heeft geoordeeld dat de lidstaat bij wie beroep is ingesteld tegen de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat, niet mag onderzoeken of er door een verschil in beschermingsbeleid een risico op indirect refoulement bestaat bij overdracht aan die lidstaat. [4] Omdat het bestreden besluit van voor het arrest dateert heeft de staatssecretaris met dit arrest geen rekening kunnen houden. De staatssecretaris heeft in dat besluit, overeenkomstig het door de Afdeling uiteengezette beoordelingskader [5] , dat onderzoek wel verricht. De rechtbank zal daarom in dit geval beoordelen of de staatssecretaris zijn standpunt voldoende heeft gemotiveerd.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser een mogelijk fundamenteel verschil in beschermingsbeleid niet met documenten heeft onderbouwd of anderszins aannemelijk heeft gemaakt. Dat kan wel van eiser worden verlangd. Eiser moet algemene informatie overleggen waaruit voldoende concrete aanknopingspunten volgen dat het beschermingsbeleid in Polen evident en fundamenteel verschilt van het beleid in Nederland. Daarnaast moet eiser concrete aanknopingspunten naar voren brengen waaruit blijkt dat niet alleen de beslisbevoegde autoriteit maar ook de rechter hem niet zal beschermen tegen refoulement. [6] Eiser is hier niet in geslaagd. Bovendien is eiser in de gelegenheid gesteld om tegen de afwijzing van de aanvraag in beroep te gaan. De staatssecretaris stelt dan ook terecht dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake zal zijn van indirect refoulement vanwege een fundamenteel verschil in beschermingsbeleid.
Dient het beroep aangehouden te worden?
8. Eiser voert aan dat het beroep aangehouden dient te worden. Hij verwijst ter onderbouwing naar een uitspraak van voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 november 2023. [7] Hieruit blijkt dat de Afdeling het antwoord op de prejudiciële vragen gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, [8] wil afwachten voordat het een oordeel geeft in zaken waar Dublinclaimanten voor een overdracht naar Polen staan. Daarbij verwijst eiser ook nog naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, waarin om dezelfde reden het verzoek werd toegewezen. [9]
8.1.
In tegenstelling tot de Afdeling, ziet de rechtbank geen aanleiding om het beroep aan te houden in afwachting van het antwoord op de prejudiciële vragen die zijn gesteld door zittingsplaats ’s-Hertogenbosch. Gelet op het bovenstaande bestaat er geen aanleiding om aan te nemen dat er voor Polen niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Bij de beoordeling of er uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel dient er altijd een vertaling naar de individuele omstandigheden plaats te vinden. De eventuele pushbacks aan de grenzen van Polen zullen eiser als Dublinclaimant niet raken.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.ECLI: NL:RBGEL:2023:2475.
3.De staatssecretaris verwijst ter onderbouwing naar de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht 14 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6129 en zittingsplaats Den Haag 28 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6826.
4.HvJ EU 30 november 2023, ECLI:EU:C:2023:934, par. 140-142.
5.ABRvS 1 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4361.
6.ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864, r.o. 8.3-8.4.
7.ABRvS 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4111.
8.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch 15 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
9.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam 2 oktober 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:6128.