In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 4 maart 2024 en is eerder getoetst door de rechtbank. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waar eiser op heeft gereageerd. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 6 juni 2024 gesloten en besloten dat de zaak niet op een zitting zal worden behandeld.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser betoogt dat er geen zicht op uitzetting naar Tunesië is, maar de rechtbank stelt vast dat de Tunesische autoriteiten in het algemeen meewerken aan de afgifte van documenten voor gedwongen uitzetting. Eiser heeft niet onderbouwd dat zijn medische klachten door het verblijf in het detentiecentrum zijn verergerd, en de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser.
De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af en stelt dat de staatssecretaris de proceskosten van eiser niet hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.