ECLI:NL:RBDHA:2024:9252

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
SGR 23/2247
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om overbrenging vanuit Afghanistan en de ontvankelijkheid van bezwaar onder de Tolkenregeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2024, wordt het beroep van eiser, een tolk uit Afghanistan, behandeld tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland. Eiser had op 26 februari en 9 maart 2022 een verzoek ingediend, maar dit werd door de minister van Defensie afgewezen op 14 maart 2022. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 9 februari 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder stelde dat de afwijzing geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser betoogde echter dat de afwijzing wel degelijk als een besluit moet worden aangemerkt, en verwees naar eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter die deze opvatting ondersteunen.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het verzoek om overbrenging inderdaad een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 875,-. De uitspraak benadrukt het belang van de Tolkenregeling en de rechtsbescherming voor betrokkenen die in een vergelijkbare situatie verkeren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2247

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Afghanistan, eiser

(gemachtigde: mr. A.C. Pool),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging vanuit Afghanistan.
1.1.
Verweerder heeft het verzoek bij e-mailbericht van 14 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 februari 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser nietontvankelijk verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 26 februari en 9 maart 2022 heeft eiser een verzoek ingediend om hem over te brengen vanuit Afghanistan naar Nederland. Eiser stelt dat hij in de periode april tot augustus 2010 werkzaam was als tolk voor
the Dutch International Security Assistance Force(ISAF) in [plaatsnaam] . Verweerder heeft het verzoek om overbrenging afgewezen omdat eiser niet aan de voorwaarden van de Tolkenregeling voldoet. Verweerder heeft het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het e-mailbericht van 14 maart 2022 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen bezwaar en beroep open staat.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser betoogt dat de afwijzing van zijn verzoek door verweerder een besluit is in de zin van de Awb en dat zijn bezwaar daarom ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Hij verwijst daarbij onder meer naar de uitspraken van de hoogste bestuursrechter van 14 september 2022. [2] Daarnaast wil hij in de gelegenheid worden gesteld aan te tonen dat hij, anders dan verweerder stelt, wel degelijk dezelfde persoon is als de tolk die voor de Nederlandse troepen heeft gewerkt.
4. Verweerder stelt dat een reactie op een verzoek om overbrenging uit Afghanistan op grond van de Tolkenregeling geen besluit is in de zin van de Awb. Daartoe voert verweerder onder meer aan dat de Tolkenregeling geen publiekrechtelijke grondslag heeft en er geen aanleiding bestaat om, net als in het geval van de bij brief van 11 oktober 2021 getroffen speciale voorziening, [3] een uitzonderlijke situatie aan te nemen en een reactie op een verzoek toch aan te merken als een besluit in de zin van de Awb. Dat betekent dat eiser zich niet tot de bestuursrechter kan wenden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De hoogste bestuursrechter heeft op 10 april 2024 geoordeeld dat de afwijzing van een verzoek op grond van de Tolkenregeling een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. [4] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bezwaar dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7. Omdat het beroep gegrond is, bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,-). Er is geen griffierecht betaald, daarom hoeft verweerder geen griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2592 en ECLI:NL:RVS:2022:2684.
3.Kamerstukken II 2021/22, 27 925, nr. 860.
4.Uitspraak van de Afdeling van 10 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1500.