ECLI:NL:RBDHA:2024:9177

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
SGR 23/6718
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring voor huisvesting wegens huisvestingsprobleem en bindingseisen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring beoordeeld. Eiseres heeft de urgentieverklaring aangevraagd vanwege een dreigende situatie met haar ex-partner, waarbij zij en haar kinderen in gevaar zouden zijn. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat eiseres niet in een maatschappelijke instelling verblijft en haar huisvestingsprobleem redelijkerwijs te voorkomen of op te lossen zou zijn. Verweerder stelde dat eiseres haar woonprobleem kon oplossen door een woning op de particuliere woningmarkt te huren en dat zij geen inwoner van de gemeente was, waardoor de hardheidsclausule niet van toepassing was.

De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank benadrukt dat verweerder beoordelings- en beleidsruimte heeft bij het toekennen van urgentieverklaringen en dat de afwijzing van de aanvraag goed gemotiveerd was. Eiseres had niet voldoende aangetoond dat zij in levensgevaar was en dat haar situatie een uitzondering op het beleid rechtvaardigde. De rechtbank concludeert dat de belangen van de kinderen in de besluitvorming zijn betrokken en dat de afwijzing van de aanvraag niet onredelijk was. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6718

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.A. Verhoeven),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. V.C.T. Verkroost).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 11 april 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 augustus 2023 is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft een urgentieverklaring aangevraagd met als reden “uitstroom maatschappelijke instelling”. Zij wil voor haar eigen veiligheid en die van haar drie kinderen verhuizen uit [plaatsnaam 1] . Zij vreest voor haar inmiddels expartner. Hij heeft eiseres bedreigd en vernielingen aangericht in hun woning. Hij is daarna veroordeeld tot een gevangenisstraf voor brandstichting. Het contactverbod is niet verlengd. Eiseres wil graag naar [plaatsnaam 2] verhuizen omdat zij daar bij de politie werkt en omdat haar familieleden in [plaatsnaam 2] wonen. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat sprake is van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs te voorkomen is of op andere wijze op te lossen is. [1] Zij heeft niet alles wat redelijkerwijs tot haar mogelijkheden behoort gedaan om het probleem op te lossen. Verweerder werpt haar tegen dat zij niet in een maatschappelijke instelling verblijft. Zij kan haar woonprobleem oplossen door een woning op de particuliere woningmarkt te huren. Hij wijst erop dat zij geen inwoner is van de gemeente [plaatsnaam 2] en dat ze bij zorgen over haar veiligheid terecht kan bij de politie en haar eigen gemeente. Verweerder past de hardheidsclausule niet toe omdat zij haar woonprobleem op een andere manier kan oplossen.
Wat vindt eiseres?
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder haar niet mag tegenwerpen dat zij niet in [plaatsnaam 2] staat ingeschreven en dat geen sprake is van feiten of stukken waaruit volgt dat zij specifiek in [plaatsnaam 2] moet wonen. Volgens eiseres heeft zij in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat zij in levensgevaar is. Een verhuizing naar [plaatsnaam 2] is voor haar en haar kinderen de juiste oplossing. Mocht zich wederom iets voordoen met haar expartner, dan zijn zij of haar familieleden in ieder geval op korte afstand van haar kinderen. Anders dan verweerder stelt, is zij niet in staat haar woonprobleem op te lossen met een particuliere woning. Zij zou dan meer dan de helft van haar inkomen kwijt zijn aan huur. Verder zijn de belangen van de kinderen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel niet bij het bestreden besluit betrokken en miskent verweerder dat zij en haar kinderen dakloos worden zodra haar expartner zijn straf heeft uitgezeten. Verweerder heeft tot slot ten onrechte de hardheidsclausule niet toegepast.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen?
5. De rechtbank begrijpt dat de situatie waarin eiseres zich bevindt moeilijk voor haar is en dat zij het liefst zou verhuizen naar een woning in [plaatsnaam 2] . Dat eiseres zich in een moeilijke situatie bevindt, betekent alleen niet dat verweerder een onjuist of onrechtmatig besluit heeft genomen.
4. Bij het nemen van een beslissing over een urgentieverklaring heeft verweerder beoordelings- en beleidsruimte. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen. Dit betekent dat de rechtbank niet beoordeelt of zij hetzelfde besluit zou nemen. De rechtbank moet zich beperken tot de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen geen urgentieverklaring aan eiseres te verlenen. Uit rechtspraak volgt dat het strikte beleid van verweerder met betrekking tot urgentieverklaringen niet onredelijk is, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat beschikbaar is. [2]
5. Om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring moet aan alle daarvoor geldende voorwaarden uit de Huisvestingsverordening worden voldaan. Eerst moet worden nagegaan of geen sprake is van zogenoemde algemene weigeringsgronden. Deze algemene weigeringsgronden staan in artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening. Als sprake is van één of meer algemene weigeringsgronden dan komt de aanvrager niet in aanmerking voor een urgentieverklaring. De aanvraag wordt dan afgewezen en er wordt niet meer getoetst aan de urgentiecriteria van artikel 4:7, eerste lid, van de Huisvestingsverordening.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de urgentieaanvraag van eiseres terecht afgewezen. Hij heeft hij het besluit ook deugdelijk gemotiveerd en de belangen van de kinderen in voldoende mate bij de besluitvorming betrokken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
7. Niet in geschil is dat eiseres niet in een maatschappelijke instelling verblijft, maar samen met haar kinderen in hun woning in [woonplaats] woont. Dat zij geen urgentieverklaring kan verkrijgen op grond van “uitstroom maatschappelijke instelling” staat in beroep niet ter discussie.
8. Verder is niet in geschil dat eiseres niet staat ingeschreven in de BRP van de gemeenten in de regio Haaglanden. Eiseres voldoet daarom niet aan de bindingseis van twee jaar. [3] Gelet op de dwingendrechtelijke formulering van dit artikel bestaat er geen ruimte om de door eiseres aangevoerde omstandigheden in het kader van de algemene weigeringsgronden bij de beoordeling te betrekken. Dat eiseres economisch en maatschappelijk aan gemeente [plaatsnaam 2] zou zijn gebonden, is onvoldoende om te bepalen dat de bindingseis in haar geval buiten toepassing moet worden gelaten. [4]
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres bij zorgen over haar veiligheid terecht kan bij de politie en de gemeente van haar huidige woonplaats. Op zitting heeft eiseres verklaard dat zij voor gemeente Rotterdam wél een urgentieverklaring heeft gekregen. Desalniettemin stelt eiseres dat een woning in [plaatsnaam 2] voor haar de juiste oplossing is. De rechtbank snapt deze wens, maar volgt het standpunt van verweerder dat een woning in [plaatsnaam 2] niet de enige oplossing is. De rechtbank is het verder met verweerder eens dat uit de overgelegde verklaring van de huisarts en de werkgever inderdaad niet volgt dat eiseres specifiek in [plaatsnaam 2] een woning moet krijgen.
10. Verweerder heeft eiseres dan ook terecht tegengeworpen dat zij het huisvestingsprobleem redelijkerwijs had kunnen voorkomen dan wel op een andere wijze had kunnen oplossen. Eén algemene weigeringsgrond is al voldoende om de urgentieverklaring te weigeren. Verweerder hoefde daarom niet te beoordelen of een urgentieverklaring om sociale of medische redenen kon worden verleend.
Had verweerder de hardheidsclausule moeten toepassen?
11. Verweerder dient de persoonlijke omstandigheden van eiseres te beoordelen om te bezien of op grond van de hardheidsclausule aan eiseres alsnog een urgentieverklaring moet worden verleend. [5] Verweerder voert hierbij het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule met name is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen, gelet op het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio. Zoals uit rechtspraak volgt, is dit restrictieve beleid niet onredelijk.
12. Verweerder heeft de hardheidsclausule niet van toepassing geacht en daarbij met name meegewogen dat volgens hem geen sprake is van een noodsituatie. Volgens eiseres daarentegen zou de bijzondere combinatie van het huiselijk geweld, de aanwezigheid van kinderen, de binding met de gemeente [plaatsnaam 2] en de ondersteunende verklaringen hierover door haar huisarts en werkgever tot een urgentieverklaring moeten leiden. Zij volgt een opleiding tot agent en het zou voor gemeente [plaatsnaam 2] een gemis zijn als zij haar werk niet meer kan uitvoeren. Verweerder had moeten meewegen dat zij een sterke economische en maatschappelijke binding heeft met de regio.
13. Wat eiseres aanvoert, slaagt niet. Op grond van het beleid van verweerder moet sprake zijn van zodanige onvoorzienbare en bijzondere feiten en omstandigheden dat in afwijking van regelgeving en beleid een urgentieverklaring dient te worden verleend. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat daar in het geval van eiseres geen sprake van is. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiseres zich niet in een noodsituatie bevindt. Het is geen vaststaand gegeven dat eiseres en haar kinderen de woning in [woonplaats] zullen moeten verlaten en ook de mogelijk toekomstige en daarmee onzekere gebeurtenissen met betrekking tot de ex-partner die zijn aangevoerd, zijn daartoe onvoldoende. De overige aangevoerde omstandigheden leiden eveneens niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat hij onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding heeft hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4:5, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 4:6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2023 (de Huisvestingsverordening).
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:833.
3.Artikel 4:5, aanhef en onder n, van de Huisvestingsverordening.
4.Verweerder wijst op de uitspraak van de Afdeling van 24 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2010. Zie verder onder meer de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:351.
5.Artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening.