ECLI:NL:RBDHA:2024:9177
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieverklaring voor huisvesting wegens huisvestingsprobleem en bindingseisen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring beoordeeld. Eiseres heeft de urgentieverklaring aangevraagd vanwege een dreigende situatie met haar ex-partner, waarbij zij en haar kinderen in gevaar zouden zijn. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat eiseres niet in een maatschappelijke instelling verblijft en haar huisvestingsprobleem redelijkerwijs te voorkomen of op te lossen zou zijn. Verweerder stelde dat eiseres haar woonprobleem kon oplossen door een woning op de particuliere woningmarkt te huren en dat zij geen inwoner van de gemeente was, waardoor de hardheidsclausule niet van toepassing was.
De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank benadrukt dat verweerder beoordelings- en beleidsruimte heeft bij het toekennen van urgentieverklaringen en dat de afwijzing van de aanvraag goed gemotiveerd was. Eiseres had niet voldoende aangetoond dat zij in levensgevaar was en dat haar situatie een uitzondering op het beleid rechtvaardigde. De rechtbank concludeert dat de belangen van de kinderen in de besluitvorming zijn betrokken en dat de afwijzing van de aanvraag niet onredelijk was. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.