Uitspraak
Bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2024 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer 1], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 24 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de beroepen, samen met de verzoeken om een voorlopige voorziening, op 13 mei 2024 op zitting behandeld. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, wat betekent dat eisers gelijk krijgen. De rechtbank legt uit dat de staatssecretaris ten onrechte heeft aangenomen dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen nakomt, ondanks de systematische en fundamentele fouten in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Kroatië. Eisers hebben op 9 december 2023 een asielaanvraag ingediend, maar uit Eurodac blijkt dat zij op 23 november 2023 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid om de asielaanvragen van eisers onverplicht aan zich te trekken wegens bijzondere individuele omstandigheden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om met inachtneming van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers.