ECLI:NL:RBDHA:2024:89
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging op basis van artikel 8 EVRM
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel gezinshereniging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 18 oktober 2021 afgewezen, en deze afwijzing is in het bestreden besluit van 14 september 2023 gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2023 behandeld, waarbij de referent, zijn vader, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de gevraagde mvv terecht heeft geweigerd. Hoewel er sprake is van gezinsleven tussen eiseres en haar kleinzoon, de referent, heeft de staatssecretaris in zijn belangenafweging geconcludeerd dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van eiseres. De staatssecretaris heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en de ouders van de referent, en dat de emotionele band niet voldoende is om de afwijzing te rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en dat de afwijzing van de mvv in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hollebrandse, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.