ECLI:NL:RBDHA:2024:8791
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen loonheffingen op schadevergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van werkgever
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of een schadevergoeding van € 50.000, die door de voormalige werkgever aan de eiser is betaald, terecht als loon uit dienstbetrekking is aangemerkt. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de ingehouden loonheffingen op deze schadevergoeding, die deels was bedoeld als compensatie voor inkomensverlies en deels als immateriële schadevergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De rechtbank oordeelde dat het deel van de vergoeding dat was toegekend ter compensatie van het leed van de eiser niet als loon uit dienstbetrekking kan worden aangemerkt, ondanks het bestaan van een oorzakelijk verband met de dienstbetrekking. Dit leidde tot de conclusie dat de loonheffingen over dit deel van de vergoeding ten onrechte waren ingehouden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst en gelastte een teruggaaf van de ten onrechte ingehouden loonheffingen. Tevens werd de Belastingdienst opgedragen het betaalde griffierecht aan de eiser te vergoeden.